Via Vervolg- thema 1- hoofdstuk 1 belangrijke woorden

woorden op niveau 1F
THEMA 1: Sport - belangrijke woorden

Let op: de betekenissen in het boek en in deze lessonup zijn soms anders omschreven.
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

woorden op niveau 1F
THEMA 1: Sport - belangrijke woorden

Let op: de betekenissen in het boek en in deze lessonup zijn soms anders omschreven.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je kent de betekenissen van woorden op niveau 1F binnen het thema Sport.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanmoedigen
Iemand moed inspreken en steunen tijdens bijvoorbeeld een sportwedstrijd.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanvallen
Actief proberen om een doelpunt of score te maken in een sportwedstrijd.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met het woord:
Aanvallen

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Concentreren
Je aandacht richten op iets en je er volledig op focussen.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De blessure
Een zere plek of verwonding die optreedt tijdens het sporten.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De competitie
Een serie wedstrijden met als doel om te winnen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De conditie
Of je fit bent of niet.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De finale
De laatste en beslissende wedstrijd.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De overtreding
Iets doen wat tegen de spelregels is.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De supporters
De aanhangers van een bepaalde sportclub.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met het woord:
de supporters

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De tactiek
Een strategie of plan om te winnen in een sportwedstrijd.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De teleurstelling
Een gevoel van verdriet of ontevredenheid na een verlies of mislukking.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De toeschouwers
Mensen die naar een sportwedstrijd kijken maar niet zelf meedoen.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met het woord:
de toeschouwers

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De tribune
Een verhoogde zitplaatsen voor toeschouwers in een sportstadion of arena.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diskwalificeren
Iemand niet meer mee laten spelen,
omdat hij of zij zich niet aan de spelregels heeft gehouden.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fysiek
Alles wat te maken heeft met het lichaam en lichamelijke activiteiten.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het clubtenue
De officiële kleding die wordt gedragen door spelers van een sportteam.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het klassement
Lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staat.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met het woord:
het klassement

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het uithoudingsvermogen
Iets lange tijd lichamelijk en/of geestelijk kunnen volhouden.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met het woord:
het uithoudingsvermogen

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mentaal
Geestelijk, wat met denken en voelen te maken heeft.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Presteren
Je inspannen waardoor iets lukt.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 1, 2, 3 en 4

samen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefentoets
Je krijgt van de docent nu een woordentoets.

Doel: 
Je weet welke woorden je al kent en welke woorden je nog extra moet leren. 

Ga naar: gosocrative.com
Room: MUNDIUM

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 woorden op die je nog niet zo goed kent.

Slide 31 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.