Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom M1f!
Je mag zelf een plek kiezen, dus kies wijs...
Deze spullen heb ik nodig:
pen
schrift
werkboek
iPad
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Mededelingen (2 min)
Herhalen grammatica zinsdelen §2, 4, 6 (15 min)
Uitleg grammatica zinsdelen §8 (5 min)
Zelfstandig werken > grammatica §8 (12 min)
Opdracht 1 + 2 nakijken (5 min)
Vlogs bekijken (30 min)
Slide 2 - Diapositive
Mededeling
Voorleeswedstrijd Read2Me
Lees een stuk voor uit jouw favoriete boek (in het Nederlands) en ga als winnaar van het ONC naar de regionale ronde!
Wanneer zijn de voorrondes?
Donderdag 18 januari - 9e uur (leesflexuur)
Hoelang moet ik voorlezen? Maximaal 5 minuten!
Slide 3 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Mededelingen (2 min)
Herhalen grammatica zinsdelen §2, 4, 6 (20 min)
Uitleg grammatica zinsdelen §8 (5 min)
Zelfstandig werken > grammatica §8 (12 min)
Opdracht 1 + 2 nakijken (5 min)
Vlogs bekijken (30 min)
Slide 4 - Diapositive
Leerdoelen
Deze leerdoelen ken ik al:
Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Ik kan het onderwerp van een zin vinden.
Slide 5 - Diapositive
Stap 1: de persoonsvorm (pv)
Wat voor woordsoort is de persoonsvorm? (lidwoord, zn, ww, bn)
Op welke drie manieren kan ik de pv vinden?
Waarom is de pv zo bijzonder?
Slide 6 - Diapositive
Een voorbeeld
De man heeft een ijsje gegeten.
De kast heeft jaren in het lokaal gestaan.
De beren hebben ontzettende honger na hun winterslaap.
Slide 7 - Diapositive
Wat is de pv: Gisteren zijn wij naar de kapper geweest.
A
Gisteren
B
zijn
C
wij
D
geweest
Slide 8 - Quiz
Wat is de pv: Ik zou liever een knuffel willen.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de pv? Aan het eind van de dag zijn wij allemaal moe.
Slide 10 - Question ouverte
Stap 2: werkwoordelijk gezegde (wg)
Wat hoort bij het wg?
Er zijn nog twee bijzonderheden. Wat hoort er ook bij?
De man heeft een ijsje gegeten.
De man was een ijsje aan het eten.
Ik stond op jou te wachten.
Slide 11 - Diapositive
Wat is het wg: Gisteren zijn wij naar de kapper geweest.
A
zijn
B
zijn geweest
C
geweest
D
zijn wij naar de kapper geweest
Slide 12 - Quiz
Wat is het wg: Ik zou liever een knuffel willen.
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het wg:
Aan het eind van de dag heb ik een voldaan gevoel.
Slide 14 - Question ouverte
Stap 3: streepjes tussen de zinsdelen
Een zin kan je opdelen in delen.
Vind de persoonsvorm. Probeer uit welke woorden je voor de persoonsvorm kan zetten. Klopt de zin dan nog steeds? Dan horen die woorden bij elkaar. TIP: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
Lola at gister een ijsje.
Gister at Lola een ijsje.
Een ijsje at Lola gister.
Slide 15 - Diapositive
Waar horen de streepjes?
Gisteren zijn wij naar de kapper geweest.
A
Gisteren | zijn | wij | naar | de | kapper | geweest.
B
Gisteren | zijn | wij | naar | de kapper | geweest.
C
Gisteren | zijn | wij | naar de kapper geweest
D
Gisteren | zijn | wij | naar de kapper | geweest
Slide 16 - Quiz
Stap 4: onderwerp (ow)
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)
Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin.
Slide 17 - Diapositive
Wat is het ow: Gisteren zijn wij naar de kapper geweest.
A
gisteren
B
wij
C
de kapper
D
naar de kapper
Slide 18 - Quiz
Wat is het ow: Ik zou liever een knuffel willen.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is het ow:
Aan het eind van de dag zijn wij allemaal moe.
Slide 20 - Question ouverte
Leerdoelen
Ik kan het lijdend voorwerp van een zin vinden.
Slide 21 - Diapositive
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp (lv) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat 'overkomt' of 'ondergaat'.
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets 'overkomt' of het voorwerp dat iets 'ondergaat'.
Voorbeeld: Jan | slaat | Henk | tegen zijn schouder.|
ow pv/wg lv
Slide 22 - Diapositive
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Zo vind je het lijdend voorwerp:
Persoonsvorm + werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Stel de vraag: wie/wat + wg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp van de zin.
Krijg je geen antwoord? Dan is er geen lijdend voorwerp.
Slide 23 - Diapositive
Wie/wat is het lijdend voorwerp: Emmy is spaghetti aan het eten.
A
Emmy
B
is
C
spaghetti
D
aan het eten
Slide 24 - Quiz
Wie/wat is het lijdend voorwerp? Wie at alle boterhammen op?
A
Wie
B
at
C
at op
D
alle boterhammen
Slide 25 - Quiz
Wie/wat is het lijdend voorwerp? Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.
A
de generaal
B
de aanval in de woestijn
C
uiteindelijk
D
er is geen lv
Slide 26 - Quiz
Oefenen grammatica §8
Opdracht:
Maak in je werkboek/schrift:
Grammatica §8 (blz. 214) opdracht 2 t/m 4
We bespreken opdracht 2 over 10 minuten
Hoe: Bekijk het stoplicht: je werkt alleen of in tweetallen
Nodig: Werkboek + pen
Klaar: Oefen verder op www.taaloefenen.nl > grammatica zinsdelen > pv + wg + ow + lv