Kapitel 4 online 8

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

De voorzetsels

Deze staan in de meest linkse kolommen.

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu krijgen de 3e naamval

bis, durch, für, gegen, ohne, um krijgen de 4e naamval

De betekenis

3e naamval:

aus = uit

bei = bij

mit = met

nach = na, naar

von = van, door

zu = naar (bij personen)

De betekenis

4e naamval:

durch = door

für = voor

ohne = zonder

um = om

bis = tot

gegen = tegen

Nu eerst even oefenen

sleep de juiste vertaling naar het juiste voorzetsel

uit

naar (personen)

van, door

na, naar

bij

sinds

met

von

zu

seit

nach

mit

bei

aus

door

tot

zonder

tegen

om

voor

bis

um

ohne

für

gegen

durch

tot zover de voorzetsels

dan gaan we nu verder met de der en de ein Gruppe op de Spick-o-thek

Geen voorzetsel?

onderwerp = 1e naamval

meewerkend voorwerp = 3e naamval

lijdend voorwerp = 4e naamval

Bij welk zinsdeel je de 1e naamval?

1. Onderwerp
2. Meewerkend voorwerp
3. Lijdend voorwerp

Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp

Der Gruppe

Woorden die als de woorden der/die/das worden vervoegd. Deze worden namelijk in de derde en vierde naamval anders vervoegd.

Der Gruppe

De woorden in de ein-Gruppe zijn de bezittelijke voornaamwoorden. Weet je ze niet meer? 

Ein Gruppe

Dit staat ook op je Spick-o-thek. Dit staat onder de geel gemarkeerde woorden recht bovenin en zijn de niet gemarkeerde woorden.

mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr