Paragraaf 4.2 Herhaling

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 4

Wat is een CAO?

Wat is het verschil tussen bruto en nettoloon?

Wat weet je straks?

• Je leert welke arbeidsmotieven je kunt hebben.
• Je leert welke productiesectoren er zijn.
• Je leert wat arbeidsverdeling is.
• Je leert het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk is.
• Je leert het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk. 

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven zijn redenen om te gaan werken. Deze zijn:

1. Om inkomsten te verdienen
   
2. Voor regelmaat in je leven
3. Voor contact met andere mensen
4. Om nuttig bezig te zijn
5. Om jezelf te ontwikkelen

Productiesectoren

Productiesectoren: 

- Agrarische sector

- Industriele sector

- Dienstensector 

Uitvoerend & leidinggevend werk

Werk in uitvoering! (uitvoeren en leidinggevend werk) 

Organigram

Om inzicht te krijgen in hoe een organisatie is opgebouwd wordt gebruik gemaakt van een organigram.

redenen om te werken

1. Arbeidsmotieven
2. Arbeidsovereenkomst
3. Arbeidstijdwet
4. arbeidsmarkt

Hoe noem je de redenen om te werken?

1. Arbeidsmotieven
2. Arbeidsovereenkomst
3. Arbeidstijdwet
4. Arbeidsmarkt

Wat is geen arbeidsmotief?

1. geld/loon
2. het communiceren met collega's
3. reizen
4. het zijn allemaal arbeidsmotieven

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Als je verpleger in een ziekenhuis bent dan heb je

1. Uitvoerend werk
2. Leidinggevend werk

Bij ongeschoold werk ben je vaker ...

1. leidinggevend
2. uitvoerend

Als je bedrijfsleider bent bij een supermarkt dan heb je

1. Uitvoerend werk
2. Leidinggevend werk

Hoe heet dit schema?

1. Organigram
2. Bedrijfsschema
3. Leidingschema
4. Arbeidsverdeling

Afsluiting

Kijk in je studiewijzer wat je nu moet gaan maken.