Grammatica thema 3

Grammatica thema 3
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Grammatica thema 3

Slide 1 - Diapositive

Piet heeft een hond. De hond is van ....
A
hij
B
hem

Slide 2 - Quiz

Frank kent Anna. Frank kent ...
A
zij
B
hem
C
haar
D
hij

Slide 3 - Quiz

Wij hebben een huis. Dit is ... huis
A
ons
B
onze
C
wij
D
van ons

Slide 4 - Quiz

Ik koop nieuwe schoenen in de stad. Ik koop ... in de stad
A
zij
B
hem
C
haar
D
ze

Slide 5 - Quiz

Maak de zin korter met 'er'.
Ik heb vijf fietsen.

Slide 6 - Question ouverte

Maak de zin korter met 'er'.
Ik heb vier mensen gebeld.

Slide 7 - Question ouverte

Maak de zin korter met 'er'.
Wij hebben veel films gekeken.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zin korter met 'er'.
Ik heb geen kinderen.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin korter met 'er'.
Wij hebben een paar koekjes gegeten

Slide 10 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
Frank loopt naar de supermarkt.
...... loopt naar de supermarkt.

Slide 11 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
Lisa heeft een nieuwe fiets.
De nieuwe fiets is van .....

Slide 12 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
Wij hebben een garage.
De garage is van ...

Slide 13 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
U heeft een mooie jas.
De mooie jas is van ...

Slide 14 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
Wij hebben een Playstation.
Het is ... Playstation.

Slide 15 - Question ouverte

Vul het juiste voornaamwoord in.
Jij hebt een laptop.
Het is ... laptop

Slide 16 - Question ouverte

Verwijzen:
De bank is mooi.
... is mooi
A
hij
B
het
C
ze
D
hem

Slide 17 - Quiz

Verwijzen:
De bank is mooi.
Ik vind ... mooi
A
hij
B
het
C
ze
D
hem

Slide 18 - Quiz

Verwijzen:
Het huis is groot.
... is groot
A
hij
B
het
C
ze
D
hem

Slide 19 - Quiz

Verwijzen:
De hondjes zijn schattig.
Ik vind ... schattig.
A
hij
B
het
C
ze
D
hem

Slide 20 - Quiz

Verwijzen:
De jas is duur.
Ik vind ... duur.

Slide 21 - Question ouverte

Verwijzen:
Dit liedje is leuk.
Ik luister ... vaak

Slide 22 - Question ouverte

Verwijzen:
De broek is goedkoop.
... is goedkoop

Slide 23 - Question ouverte

Verwijzen:
Deze koekjes zijn lekker.
Wij vinden ... lekker

Slide 24 - Question ouverte