Grammatica les 1 woordsoorten

WELKOM TERUG
Vandaag:
1) Reflectie / schrijfopdracht
2) Opstart grammatica

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

WELKOM TERUG
Vandaag:
1) Reflectie / schrijfopdracht
2) Opstart grammatica

Slide 1 - Diapositive

  • Wat was het leukste of meest onverwachtste dat je hebt gedaan tijdens je vakantie en waarom? 
  • Wat heb je geleerd of ontdekt over jezelf tijdens de vakantie?
  • Welke mensen of plekken hebben een indruk op je gemaakt en waarom?
  • Wat heb je gemist van school of je routine? 
  • Wat vond je moeilijk om te doen of te laten tijdens de vakantie?
  • Wat is iets kleins dat je hebt bereikt of ervaren waar je trots op bent? 
schrijfopdracht 
Deel 2: Welke doelen zou je voor jezelf willen stellen voor de komende periode?  

Slide 2 - Diapositive

Grammatica 
    Woordsoorten             benoemen

         oftewel

     Taalkundig                 ontleden 
      Zinsontleding

           
            oftewel

       Redekundig                ontleden 
aantekeningen

Slide 3 - Diapositive

Maak 2 kolommen in je schrift, wat hoort bij wat? 
Lidwoord / onderwerp /persoonsvorm / werkwoord /
 zelfstandig naamwoord / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp / bijvoeglijk naamwoord/ voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord /bezittelijk voornaamwoord/ bijwoordelijke bepaling / werkwoordelijk gezegde / aanwijzend voornaamwoord / voegwoord /telwoord / vragend voornaamwoord

Slide 4 - Diapositive

Grammatica 
1. Lidwoord
2. Werkwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel
6. Voornaamwoorden 
7. Bijwoord
8. Voegwoord 
9. Telwoord
10. Tusssenwerpsel 

1. Persoonsvorm
2. Onderwerp
3. Werkwoordelijk gezegde
4. Lijdend voorwerp
5. Meewerkend voorwerp
6. Bijwoordelijke bepaling


Woordsoorten benoemen 
oftewel Taalkundig ontleden 
Zinsontleding 
oftewel Redekundig ontleden 
aantekeningen

Slide 5 - Diapositive

Grammatica 
1. Lidwoord 
2. Werkwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel
6. Voornaamwoorden (!)
7. Voegwoord
8. Bijwoord: een hele mooie doos
9. Telwoord: een, twee, tweede, vijfde
10. Tusssenwerpsel: Ach! Oei, dat zier er slecht uit!

x
Woordsoorten benoemen 
oftewel Taalkundig ontleden 
x

Slide 6 - Diapositive

Grammatica 
1. Lidwoord 
2. Werkwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel (kast- of feestwoorden)
6. Voornaamwoorden (!)
7. Voegwoord
8. Bijwoord: een hele mooie doos
9. Telwoord: een, twee, tweede, vijfde
10. Tusssenwerpsel: Ach! Oei, dat zier er slecht uit!

x
Woordsoorten benoemen 
oftewel Taalkundig ontleden 
x

Slide 7 - Diapositive

Voorzetsel
* Vaak kun je een voorzetsel herkennen door er …de kast of …het feest
achter te zetten.
* Geeft waar of wanneer aan

voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens….

Slide 8 - Diapositive

Voornaamwoorden 
1) Persoonlijk voornaamwoord
2) Bezittelijk voornaamwoord
3) Aanwijzend voornaamwoord
4) Vragend voornaamwoord 

Slide 9 - Diapositive

1) Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: 
ik, jou, zij, hen, hem, etc.


Slide 10 - Diapositive

2) Bezittelijk voornaamwoord 


Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is:
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze,  jullie, hun

Slide 11 - Diapositive

3) Aanwijzend voornaamwoord


Aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan:
dat, deze, die, dit 

Slide 12 - Diapositive

4) Vragend voornaamwoord


 Een vragend voornaamwoord is een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen en hier iets over 'vraagt': 
wie, wat, welke, wat voor een, wiens 

Slide 13 - Diapositive

Voegwoord 

Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen.
omdat, nadat, voordat, terwijl, en, of, zolang, totdat

Slide 14 - Diapositive

HUISWERK
Herhaling leerjaar 2
Methode Nieuw Nederlands digitaal


Cursus 5 grammatica
§ 1 WS Herhaling leerjaar 2 th
(WS = woordsoorten)


Slide 15 - Diapositive