Vocabulary and correspondence

Vocabulary and correspondence
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vocabulary and correspondence

Slide 1 - Diapositive

ointment
toxic
battery
detergent
parking break
drought
to exercise
to toss

Slide 2 - Question de remorquage

Vertaal het volgende NL woord naar het Engels: snurken

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal het volgende NL woord naar het Engels: getand / gepunt

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal het volgende NL woord naar het Engels: hagel (weer)

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal het volgende NL woord naar het Engels: gebruik

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal het volgende NL woord naar het Engels: uitbarsting

Slide 7 - Question ouverte

Kies de juiste vertaling voor het volgende woord:
switch
A
vervoer
B
schakelaar
C
onnodig
D
vullen

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vertaling voor het volgende woord:
unnecessary
A
vervoer
B
schakelaar
C
onnodig
D
vullen

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vertaling voor het volgende woord:
transportation
A
vervoer
B
schakelaar
C
onnodig
D
vullen

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vertaling voor het volgende woord:
to fill
A
vervoer
B
schakelaar
C
onnodig
D
vullen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Lien

Soorten
correspondentie

Slide 13 - Carte mentale

FORMEEL/INFORMEEL:
What's the difference?

Slide 14 - Carte mentale

De maanden in het Engels schrijf je met een

Slide 15 - Question ouverte

1. Een formele brief begin je altijd met
A
je eigen naam en adres
B
je adres
C
de naam en adres van de andere
D
ander adres

Slide 16 - Quiz

Je sluit een formele brief af die geschreven is aan iemand die je NIET kent met
A
Yours sincerely
B
Yours faithfully
C
Kind regards
D
Greets

Slide 17 - Quiz

Je sluit een formele brief af die je hebt geschreven aan iemand van wie je de naam weet met:
A
Yours sincerely
B
Yours faithfully
C
Kind regards
D
Greets

Slide 18 - Quiz

Hoe begin je een brief aan de heer Roberts?
A
Dear Mr Roberts,
B
Dear Mr Roberts
C
Yo dude
D
Dear Ms. Roberts,

Slide 19 - Quiz

Mag je een formele brief beginnen met het woord 'ik'?
A
nee
B
ja

Slide 20 - Quiz

Moet je alinea's gebruiken in een formele brief?
A
nee
B
ja

Slide 21 - Quiz

Welke zin past het beste wanneer je je CV mee wilt sturen?
A
I'm sending my CV.
B
Here is my CV.
C
Please accept my CV.
D
I am enclosing my CV.

Slide 22 - Quiz

De 'body' (=kern)
van een formele brief is om:
A
uit te leggen waarom je schrijft
B
argumenten en voorbeelden te geven
C
de brief te eindigen
D
Wat is een 'body'?

Slide 23 - Quiz

De eerste alinea van een formele brief is om:
A
vragen te stellen
B
direct tot de kern te komen
C
uit te leggen wat de reden van het schrijven is
D
aan de lezer te vragen hoe het met hem/haar gaat

Slide 24 - Quiz

Wat is de goede vorm in een brief?
A
I can't
B
I cannot
C
I can not
D
I am unable to can

Slide 25 - Quiz


Hoe eindig je een formele brief aan Mr Roberts?
A
Yours faithfully,
B
Kind regards,
C
Yours sincerely,
D
Love,

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Exercise 1 - Listening
Watch the following video and answer the questions of exercise 1

Slide 29 - Diapositive