Taal Groep 7 thema 1 directe en indirecte zinnen

Directe en indirecte reden
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Directe en indirecte reden

Slide 1 - Diapositive

'Zal ik je naar huis brengen?' Vroeg Job.
A
Directe reden
B
Indirecte reden

Slide 2 - Quiz

Elke beweert dat ze liever naar haar oma gaat.
A
Directe reden
B
Indirecte reden

Slide 3 - Quiz

Verschil 
Directe reden
Indirecte reden
Er staat precies zoals het wordt gezegd. 
Er staat niet precies wat er wordt gezegd. 
Hij zei, hij vroeg, ik vertel
Dat en of
Ik vroeg: 'Jan, kom je morgen ook?'
Hij zei; 'Ik kom morgen met de trein.'
Ik vroeg Jan of hij morgen ook komt.
Hij zei dat hij morgen met de trein komt.

Slide 4 - Diapositive

Ik riep dat die man met de auto weg reed. 
Ik riep: 'Die man met de auto reed weg!'

Herman vroeg: 'Kunt u mij helpen bij de kassa?'
Herman vroeg of u hem kon helpen bij de kassa.

Slide 5 - Diapositive

Hij vroeg vinden jullie dit wel leuk?
A
Directe reden
B
Indirecte reden

Slide 6 - Quiz

Waar staan de leestekens goed?
A
Hij vroeg: vinden jullie dit wel leuk?
B
Hij vroeg: 'vinden jullie dit wel leuk?'
C
Hij vroeg: 'Vinden jullie dit wel leuk.'
D
Hij vroeg: 'Vinden jullie dit wel leuk?'

Slide 7 - Quiz

Maak er een indirecte zin van.
Hij vroeg: 'Vinden jullie dit wel leuk?'

Slide 8 - Question ouverte

Hij zei dat hij mij om zeven uur op komt halen.
A
Directe reden
B
Indirecte reden

Slide 9 - Quiz

Aan welk woordje kom je vaak tegen in een indirecte zin?
Hij zei dat hij mij om zeven uur op komt halen.
A
dat
B
zei
C
mij
D
halen

Slide 10 - Quiz

Maak er een directe zin van.
Hij zei dat hij mij om zeven uur op komt halen.

Slide 11 - Question ouverte

Directe zin

  • Wordt precies zo gezegd.
  • Ik zei, hij riep, wij vroegen.
  • Dubbelepunt, aanhalingstekens en hoofdletter.

Juf zegt: 'Wat kunnen jullie dit goed. Ik ben trots op jullie.'
Indirecte zin

  • Wordt niet precies zo gezegd.
  • Vaak het woordje dat.



Juf zegt dat we dit goed kunnen en dat ze trots op ons is.

Slide 12 - Diapositive

Welke zinnen staan in de directe reden en welke in de indirecte reden. 
Sleep de zinnen naar het goede plaatje.
Directe  
reden   
   Indirecte
    reden
eefje roept naar de kinderen dat ze naar binnen moeten komen
janneke zegt drinken is goed voor je
guus vraagt zich af of het de hele dag gaat regenen
dennis schreeuwt dit is niet eerlijk
de boer vertelt koeien geven wel melk
De meester beloofde dat de kinderen naar buiten mochten

Slide 13 - Question de remorquage

Wat moet ik maken?
Maak de extra opdrachten bij les 9

Taal -> Thema 1 -> Week 2 -> Extra bij les 9

Succes!

Slide 14 - Diapositive