directe en indirecte rede

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Vandaag

• lezen (10 min.)
• instructie directe/indirecte rede
• samen bekijken voorbeeld interview

Doel

- Je kunt uitleggen wat de directe en de indirecte rede is.

- Je kunt een zin van directe naar indirecte rede veranderen, en omgekeerd.

Lezen

DIRECTE / INDIRECTE REDE

Directe rede

• Je citeert iemand                          (=schrijft precies op wat iemand zegt)
• Daarbij gebruik je aanhalingstekens

Voorbeelden

• Jan zegt: "Ik ben vreselijk moe."
• "Ben je te laat naar bed gegaan?", vraagt Marieke.
• "En toch," zei ik, "ga ik liever gewoon lekker naar school."

Indirecte rede

• Je vermeldt in jouw woorden wat iemand anders            gezegd heeft.
• Daarbij gebruik je de woordjes dat (zeggen)  / of (vragen)

Voorbeelden

• Pieter beweert dat hij heel veel geld verdient met zijn bijbaantje.
• Lianne vraagt zich af of hij zijn geld wel op een eerlijke manier verdient.

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“

1. directe rede
2. indirecte rede

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.

1. directe rede
2. indirecte rede

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.

1. directe rede
2. indirecte rede

De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.

1. directe rede
2. indirecte rede

De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel wie de mooiste van het land is.

1. directe rede
2. indirecte rede

De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."

1. directe rede
2. indirecte rede

De meneer vroeg hoe laat het was.

Maak hier de directe rede van.

"Hé Gijs," riep Lina, "je hebt een acht voor je proefwerk Frans!"
Maak hier de indirecte rede van.

Viggo zei tegen Youri : ‘Ik ga even naar de kapper.’
Maak hier de indirecte rede van.