Mictie

Pathologische Mictie
  AFZ 
 EPA 1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Pathologische Mictie
  AFZ 
 EPA 1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbind de juiste namen bij de onderdelen van de nier.
timer
1:00
Nierschors
Urineleider
Nierslagader
Nierbekken
Nierader
Niermerg

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de weg van de urine, van boven naar uiteindelijk uitplassen?
timer
1:00
Nierbekken
Urinebuis
Nierschors
Blaas
Niermerg
Urineleider

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Mictie problemen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke mictie functiestoornis heeft geen invloed op de hoeveelheid urine?
timer
0:10
A
Anurie
B
Dysurie
C
Oligurie
D
Polyurie

Slide 8 - Quiz

Dysurie heeft geen invloed op de hoeveelheid, is pijnlijk/branderig gevoel bij plassen,

Anurie  Niet/nauwelijks plassen (<50ml/24u)
shock , acuut/chronisch nierfalen
Oligurie  Minder plassen (<400ml/24u)
dehydratatie, hypotensie
Polyurie  Heel veel plassen (>3000ml/24u)
hyperglycemie, diabetes insipidus, polydipsie, medicatie, herstel na acuut nierfalen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke complicaties kunnen er optreden bij afwijkingen in de hoeveelheid urineproductie?
A
Oedeem
B
Dehydratie
C
Uremie
D
Dyspnoe

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Dysurie: 
pijn of branderig gevoel bij het plassen
Pollakisurie: 
Vaak kleine plasjes, dit kan wijzen op retentie. Als je Dysurie en Pollakisurie hebt dan kan dat wijzen op een blaasontsteking

Strangurie: 
Krampende pijn en incontinentie van paar druppels , ook hier is er vaak sprake van een blaasontsteking

Incontinentie: ongewild urineverlies

Urineretentie: 
Achterblijven van urine na het plassen, residu is de achtergebleven hoeveelheid. Let op stijgende urineweginfectie

Nycturie: voorals snachts plassen, komt vaak voor bij hartfalen

Residu is de hoeveelheid urine die achter blijft in de blaas na het plassen.

Urineretentie is een ophoping van urine in de blaas omdat men niet meer kan plassen of slechts kleine beetjes plast. 

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van incontinentie
  • Ziekten of beperkingen van blaas, sluitspieren, bekkenbodem, darmen, endeldarm (na trauma)
  • Ziekten van zenuwstelsel
  • Problemen met cognitie 
  • Bijwerkingen van medicijnen

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vrouw van 60 die incontinent is als ze moet niezen heeft....
timer
0:10
A
urge incontinentie
B
overloop incontinentie
C
stress incontinentie
D
druppelincontinentie

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar niet waar: Incontinentie verhoogd de kans op smetten.
timer
0:10
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling incontinentie
  • bekkenbodem oefeningen

  • blaastraining
  • zelfkatheterisatie
  • medicatie
  • chirurgie

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Retentie
Residu
als het onvermogen om de blaas volledig of gedeeltelijk te legen
 de hoeveelheid urine die achter blijft in de blaas na het plassen

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hematurie is:
timer
0:10
A
troebele urine
B
ruikende urine
C
bloed in de urine
D
heldere urine

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Bilirubine
Bilirubine is een afvalstof die voornamelijk vrijkomt bij afbraak van oude rode bloedcellen. Bilirubine is het afbraakproduct van hemoglobine, de rode bloedkleurstof. Dit kan verhoogd aanwezig zijn in urine als het sterk verhoogd is in het bloed. Dit kan wijzen op geelzucht.
In de darm wordt bilirubine door de daar aanwezige bacteriën omgezet in urobilinogeen. Een deel hiervan wordt door oxidatie omgezet in stercobiline, wat de kleur geeft aan de stoelgang. Het overige gedeelte wordt terug opgenomen in de bloedbaan en komt via het portaal systeem in de lever terecht.
Urobilinogeen is een stofje dat gemaakt wordt uit bilirubine. Bilirubine komt vrij als oude rode bloedcellen (erytrocyten) worden afgebroken. Het hemoglobine dat daarbij vrijkomt wordt omgezet in onder andere bilirubine.
Bilirubine wordt vanuit de lever uitgescheiden in de gal. Via de gal komt het in de dunne darm terecht. In het laatste stukje van de dunne darm en in de dikke darm wordt bilirubine door darmbacteriën omgezet in urobilinogeen. Vanuit de darm wordt ongeveer 80% uitgescheiden via de ontlasting. De resterende 20% wordt opgenomen in het bloed van de poortader.
Van de 20% die wordt opgenomen in het bloed zal het meeste in de lever terechtkomen. Daar wordt het opnieuw via de gal uitgescheiden. Deze cyclus wordt de ‘enterohepatische kringloop’ genoemd.
Als het bloed door de nieren stroomt wordt een klein deel van het urobilinogeen uit het bloed gefilterd. Zo komt een klein beetje urobilinogeen in de urine terecht.
Eiwit
Dit betreft meestal het lichaamseiwit albumine. Het is verhoogd aanwezig in de urine bij:
Incidenteel bijvoorbeeld door fysieke inspanning of koorts.
Zwangerschap vergiftiging
Ontsteking in de urinewegen of nieren
Niet goed werkende nier filters
Erytrocyten zijn de rode bloedlichaampjes in het menselijk lichaam. Doordat deze cellen een hoge concentratie aan rode bloedkleurstof (hemoglobine) bevatten worden het de rode bloedcellen genoemd.
Urineweginfectie
fysiologisch oorzaak door bij voorbeeld menstruatie of sport.
Nierstenen
Trauma
Diabetes
Nierfalen
Hemofilie
Glucose
De aanwezigheid van het lichaamssuiker glucose kan duiden op:
Diabetes mellitus
Incidenteel bijvoorbeeld door fysieke inspanning of koorts.
zwangerschap suikerziekte
Urineweginfectie
Ketonen
Ketonen zijn aanwezig in de urine bij
Sterk ontregelde diabetes type 2.
Sterk vasten.
Zware lichamelijke inspanning.
Te snel wekende schildklier.
Koorts.
Hyperemesis gravidarum. (zwangerschapsbraken)
Nitriet
De aanwezigheid van nitriet in de urine duidt op een bacteriële infectie in de urinewegen. Het is belangrijk om te weten dat niet alle bacteriën in staat zijn om nitriet te produceren. Dit betekent dat afwezigheid van nitriet een bacteriële urineweginfectie niet kan uitsluiten.
pH waarde
Normale pH van ochtendurine is licht zuur tot neutraal. De urine is na een maaltijd vaak basisch, dit komt door een grotere productie van maagsap na de maaltijd. Een zuurdere urine (pH <5) wijst op diarree of diabetes mellitus. Bij diabetes mellitus, ofwel suikerziekte, kan bij een tekort aan glucose vetzuurverbranding ontstaan wat de urine zuur maakt. Bij een basische ochtendurine, een pH hoger dan 7, kan er sprake zijn van een urineweginfectie. De aanwezigheid van bacteriën in de urine maakt deze basisch.
Urobilinogeen
Een verhoogd gehalte Urobilinogeen kan wijzen op geelzucht. In de darm wordt bilirubine door de daar aanwezige bacteriën omgezet in urobilinogeen. Een deel hiervan wordt door oxidatie omgezet in stercobiline, wat de kleur geeft aan de stoelgang. Het overige gedeelte wordt terug opgenomen in de bloedbaan en komt via het portaal systeem in de lever terecht. Bilirubine en urobilinogeen
Urobilinogeen is een stofje dat gemaakt wordt uit bilirubine. Bilirubine komt vrij als oude rode bloedcellen (erytrocyten) worden afgebroken. Het hemoglobine dat daarbij vrijkomt wordt omgezet in onder andere bilirubine.
Bilirubine wordt vanuit de lever uitgescheiden in de gal. Via de gal komt het in de dunne darm terecht. In het laatste stukje van de dunne darm en in de dikke darm wordt bilirubine door darmbacteriën omgezet in urobilinogeen. Vanuit de darm wordt ongeveer 80% uitgescheiden via de ontlasting. De resterende 20% wordt opgenomen in het bloed van de poortader.
Van de 20% die wordt opgenomen in het bloed zal het meeste in de lever terechtkomen. Daar wordt het opnieuw via de gal uitgescheiden. Deze cyclus wordt de ‘enterohepatische kringloop’ genoemd.
Als het bloed door de nieren stroomt wordt een klein deel van het urobilinogeen uit het bloed gefilterd. Zo komt een klein beetje urobilinogeen in de urine terecht.
Verhoogd urobilinogeen in urine
Het urobilinogeen gehalte van de urine kan omhoog gaan door de volgende aandoeningen:
Versterkte bloedafbraak – Toename van de hoeveelheid bilirubine in het bloed, bijvoorbeeld door een verhoogde afbraak van rode bloedcellen. Dat kan voorkomen bij hemolytische anemie, maar bijvoorbeeld ook als iemand een grote inwendige bloeding heeft gehad.
Leverziekten – Als de levercellen beschadigd of ziek zijn kunnen ze het urobilinogeen dat vanuit de darm via de poortader is opgenomen minder goed in de gal uitscheiden. Het gevolg is dat meer urobilinogeen in het bloed achterblijft. Hierdoor wordt ook meer urobilinogeen in de urine uitgescheiden. Het gehalte van urobilinogeen in de urine gaat dan omhoog. Dit komt voor bij onder andere levercirrose, leverstuwing (bij hartfalen) en leverontsteking (hepatitis). De lever kan ook aangetast raken door vergiftigingen (intoxicaties).
Darmverstopping – Ten slotte kan het urobilinogeen gehalte stijgen als de opname vanuit de darm toeneemt. Dat kan voorkomen bij mensen die last hebben van darmverstopping (obstipatie). De ontlasting blijft langer in de darm waardoor er meer tijd is om bilirubine om te zetten in urobilinogeen, en vervolgens om het urobilinogeen op te nemen in het bloed.
Infectie van de galwegen – Als de galwegen door bacteriën geïnfecteerd zijn kan het voorkomen dat bilirubine in de gal al wordt omgezet in urobilinogeen. Daardoor komt meer urobilinogeen beschikbaar in de darm, en dus voor opname in het bloed. Bovendien zal een deel van het urobilinogeen al worden opgenomen in het bloed voordat het in de darm wordt uitgescheiden. Het gevolg is een verhoging van urobilinogeen in het bloed, en daardoor een toename van de uitscheiding in de urine.
Bacteriële overgroei in de dunne darm – Ook kan het urobilinogeen gehalte in de urine toenemen als meer urobilinogeen wordt gevormd in de darm. Dat kan voorkomen bij mensen met bacteriële overgroei in de dunne darm.
Verlaagd urobilinogeen in urine
Het urobilinogeen gehalte in de urine kan verlaagd zijn als de vorming van urobilinogeen uit bilirubine verhinderd is. Daar kunnen twee redenen voor zijn:
Er komt onvoldoende bilirubine vanuit de lever in de darm terecht. Omdat bilirubine via de gal in de darm terecht komt zal bij een afsluiting van de galwegen (galwegobstructie) niet of nauwelijks bilirubine beschikbaar komen in de darm. Er zijn verschillende redenen waarom de galwegen afgesloten kunnen raken. De meest voorkomende zijn galstenen en gezwellen die de galwegen kunnen dichtdrukken, bijvoorbeeld alvleesklierkanker.
Leukocytenesterase
De leukotest verkleurt op basis van leukocytenesterase afkomstig uit leukocyten. Een positieve leukotest toont leukocyten aan, maar is niet noodzakelijk bewijzend voor een urineweginfectie.
Leukocyten in de urine, oorzaken
Leukocyten kunnen om verschillende redenen in de urine voorkomen.
Blaasinfecties
Een urineweginfectie (UTI) is een veelvoorkomende oorzaak van leukocyten in de urine.
Een UTI kan elk deel van het urinestelsel aantasten, inclusief de blaas, urethra en nieren.
De lagere urinewegen - en vooral de blaas en urethra - zijn veelvoorkomende plaatsen voor een infectie.
Een UTI treedt meestal op wanneer bacteriën de urinewegen binnendringen via de urethra.
Ze vermenigvuldigen zich vervolgens in de blaas.
Vrouwen hebben een hoger risico dan mannen om een ​​urineweginfectie te krijgen.
Ongeveer 50-60 procent van de vrouwen krijgt ooit een urineweginfectie.
Als een UTI in de blaas optreedt en de persoon geen behandeling zoekt, kan de infectie zich verspreiden naar de urineleiders en de nieren.
Dit kan ernstig worden.
Nierstenen
Een hoog aantal leukocyten kan soms wijzen op nierstenen.
Lage niveaus van opgeloste mineralen en zouten zijn meestal aanwezig in de urine.
Degenen die hoge niveaus van deze stoffen in hun urine hebben, kunnen nierstenen ontwikkelen.
Symptomen omvatten:
pijn
misselijkheid
braken
koorts
rillingen
Als nierstenen naar de urineleiders reizen, kunnen ze de urinestroom verstoren. Als er een verstopping optreedt, kunnen bacteriën zich verzamelen en kan er een infectie ontstaan.
Nierinfectie
Het aantal witte bloedcellen in de urine kan stijgen als er een nierinfectie is.
Nierinfecties beginnen vaak in de lagere urinewegen, maar verspreiden zich naar de nieren.
Af en toe bereiken bacteriën uit andere delen van het lichaam de nieren via de bloedbaan.
Er is een grotere kans op het ontwikkelen van een nierinfectie als een persoon:
heeft een zwak immuunsysteem
al geruime tijd een urinekatheter gebruikt
Verstopping van het urinestelsel
Als zich een verstopping in het urinestelsel ontwikkelt, kan dit leiden tot:
hematurie of bloed in de urine
hydronefrose, of vloeistof rond de nier of nieren
Een obstructie kan het gevolg zijn van een traumatisch letsel, nierstenen, tumoren of ander vreemd materiaal.
In de urine houden
Door urine op te houden kan de blaas verzwakken, waardoor het moeilijk is om de blaas te legen.
Als urine zich ophoopt in de blaas, verhoogt de aanwezigheid van bacteriën het risico op een infectie.
Dit kan de hoeveelheid leukocyten in de urine verhogen.

Waar of niet waar?
Proteinurie is een aanwijzing voor nierfalen
timer
0:10
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Anurie
Strangurie
Urine-incontinentie
Dysurie
Pollakis-urie
Hematurie
Geen urine-productie
Pijn bij plassen
Moeilijkheden bij plassen
Bloed bij urine
Ongecontroleerd verliezen van urine
Vaak kleine beetjes plassen

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze vraag/vragen heb ik nog:
timer
1:00

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions