15-1 V1 MV

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Huiswerkcheck
  3. Korte info spreekbeurten
  4. Lesdoel
  5. Efkes herhalen (2 zinnen samen)
  6. Startopdracht meewerkend voorwerp
  7. Aan de slag! (Nakijken + maken opdr.)
  8. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Diapositive

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Diapositive

Huiswerkcheck

Leg de gemaakte opdrachten van de afgelopen week open op tafel.

Slide 4 - Diapositive

Spreekbeurten
21 januari: eerste spreekbeurten
Magister: uitleg + planning

Alleen? Tussen de 5 & 10 minuten.
Samen? Tussen de 10 & 20 minuten.

Slide 5 - Diapositive

Lesdoel:
  • Je weet hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt;

  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp in een zin vindt.

  • Je weet hoe je het meewerkend voorwerp in een zin vindt.

Slide 6 - Diapositive

Een beroep als computerprogrammeur kon je honderd jaar geleden niet kiezen.
pv =
zinsdelen /
ow =
wwg =
lv =

Slide 7 - Diapositive

Daarna gebruikte men de menselijke uitwerpselen als mest voor de groentetuin.
pv =
zinsdelen /
ow =
wwg =
lv =

Slide 8 - Diapositive

Meewerkend voorwerp: startopdracht

Slide 9 - Diapositive

1. Pak je schrift en een pen
2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Wat is een meewerkend voorwerp? Leg uit in je eigen woorden. 

2. Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin?

3. Geef van de volgende zinnen aan wat het meewerkend voorwerp is: 
a. De postbode overhandigde het pakketje aan mijn moeder. 
b. De kok schepte de wandelaars een flink bord macaroni op.
Klaar? Even wachten of lezen in leesboek.

Slide 10 - Diapositive

1. Pak een ander kleur pen
2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze
1. Wat is een meewerkend voorwerp? Leg uit in je eigen woorden.  
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. 
2. Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin? 
Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
3. Geef van de volgende zinnen aan wat het meewerkend voorwerp is:  
a. De postbode overhandigde het pakketje aan mijn moeder.  
b. De kok schepte de wandelaars een flink bord macaroni op.

Slide 11 - Diapositive

Geen fouten?
Groep paars
1 fout?
Groep blauw
2 of meer fouten?
Groep groen
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 blz. 151 & 152
- Uitleg & aantekening
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 + 3 blz. 151 & 152
- Uitleg & aantekening
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 1 + 2 blz. 151 & 152
Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 12 - Diapositive

Meewerkend Voorwerp
Degene voor wie iets bestemd is.

Slide 13 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
  • Degene voor wie iets bestemd is. 
  • Komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of met 'geven'.
  • Kan beginnen met aan of voor. Hoeft niet.
Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Jeltsje | heeft | de docent | het antwoord | gevraagd.
ow             pv           mv                        lv                           wg

Slide 14 - Diapositive

Meewerkend voorwerp?


De mentor mocht de geslaagden hun vwo-diploma overhandigen.


Kunt u voor ons twee kaartjes bestellen?

Slide 15 - Diapositive

Geen fouten?
Groep paars
1 fout?
Groep blauw
2 of meer fouten?
Groep groen
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 blz. 151 & 152
- Uitleg & aantekening
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 + 3 blz. 151 & 152
- Uitleg & aantekening
- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 1 + 2 blz. 151 & 152
Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 16 - Diapositive

Reflectiemomentje

Hoe gaat het tot nu toe?

Wat vind je nog lastig?


Lesdoel:

  • Je weet hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt;

  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp in een zin vindt.

  • Je weet hoe je het meewerkend voorwerp in een zin vindt.

Slide 17 - Diapositive

- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 blz. 151 & 152

- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 2 + 3 blz. 151 & 152

- Theorie: blz. 151 lezen.
- Maken: opdr. 1 + 2 blz. 151 & 152
Huiswerk & Taalvout

Slide 18 - Diapositive