Grammatica les 2: LW/ZN & BN

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden 
  • Voorzetsel




Het ontleden van woordsoorten noemen we redekundig ontleden.
Woordsoorten en zinsdelen zijn allebei vormen van grammatica
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp





Het ontleden van zinsdelen noemen we taalkundig ontleden.

Slide 3 - Diapositive

Waarom woordsoorten kennen?
Inzicht in 
positie en functie van een woord in de zin (lidwoord voor zelfstandig naamwoord, voegwoord voegt enkelvoudige zinnen samen, werkwoord kan tijd veranderen )

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet je wat we deze periode gaan leren en wat je kunt verwachten
...weet je weet wat een lidwoord, een zelfstandig naamwoord en een werkwoord is.

Slide 5 - Diapositive

Grammatica jaar 1
Een zin is opgebouwd uit losse woorden. Al die woorden horen bij een woordsoort.

Jaar 1: Zelfstandig naamwoord, lidwoorden, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsels, werkwoorden, werkwoordelijk gezegde, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm en onderwerp.


Ook deze toets telt weer 3x mee.

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm [pv]
Wat weten jullie nog van deze zinsdelen?

Persoonsvorm [pv]

Slide 7 - Diapositive

Onderwerp [ow]
Wat weten jullie nog van deze zinsdelen?

Onderwerp [ow]

Slide 8 - Diapositive

Gezegde [gez]
Wat weten jullie nog van deze zinsdelen?

Gezegde [gez]

Slide 9 - Diapositive

De, het & een.

Slide 10 - Diapositive

Lidwoorden (lw)
Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw): de, het, een.

Het bepaalde lidwoord (blw): de & het 
(geeft één speciaal ding aan)
Het onbepaalde lidwoord: een 
(kan elke willekeurig ding zijn)




Slide 11 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne (naam) en Zwolle (plaats) zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 12 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord (zn)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. 

  • Je hebt concrete zelfstandige naamwoorden en abstracte zelfstandige naamwoorden.

  • Concreet betekent dat het vorm en inhoud heeft.
Je kunt het zien of aanraken.

  • Abstract betekent dat het niet tastbaar is.
Het is niet echt.





Slide 13 - Diapositive

Concrete zelfstandige naamwoorden
Concrete zaken:
Personen (moeder, opa, Lies, Bart…)
Dieren (hond, kat…)
Dingen (lepel, lamp, auto, kast…)
Landen en plaatsen (Frankrijk, Amsterdam, zolder, woorkamer...)
 
Voorbeeldzinnen:
De schipper bestuurt het schip.
De hond is erg lief.
Ik ga met de auto.
We gaan naar Amsterdam.

Slide 14 - Diapositive

Abstracte zelfstandige naamwoorden
Abstracte zaken:
Gevoelens (liefde, haat, honger, angst…)
Tijdsruimten (dag, uur, minuut…)
Eigenschappen (grootte, dikte, hoogte…)
Gebeurtenissen (ontmoeting)
Denkbeeldige personen of zaken (elfen, heksen, luilekkerland...)
 
Voorbeeldzinnen:
De liefde voor Ilse ging niet voorbij.
Over een uur gaan we naar huis.
De hoogte van de toren is dertig meter.
De heksen vliegen op een bezem.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • De houten trap

Slide 17 - Diapositive

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 


  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
  • De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch

  • Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
  • Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.

Slide 18 - Diapositive

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.

  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst

  • Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een stoffen doos met daarin een gouden ring.

Slide 19 - Diapositive

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quiz

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quiz

De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Question de remorquage

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos

lokalen
klein

Slide 23 - Question de remorquage

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2 en de toets in het opdrachtenboekje. (pagina 2 t/m 4).
Dit opdrachtenboekje kun je vinden bij het huiswerk van woensdag 2 maart in SomToday.


Woensdag huiswerkcontrole.

Slide 24 - Diapositive

Extra oefenen Cambiumned
kopieer en plak de volgende linkjes en maak de opdrachten.
  • Lidwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-lidwoorden-niveau-brugklas/
  • Zelfstandige naamwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-zelfstandige-naamwoorden/#
  • Werkwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-werkwoorden-3-hv/


Slide 25 - Diapositive