grammatica les 2.4 / 2.5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Werkwoord

Les 2.4 en 2.5

Doel van de les

• Ik kan een werkwoord vinden in een tekst
• Ik weet het verschil tussen TT en VT
• Ik weet wat de persoonsvorm is 
• Ik weet dat er verschillende werkwoorden kunnen zijn in een zin

TT: Tegenwoordige tijd

NU

T

VT : Verleden Tijd

TOEN

Tekst

Persoonsvorm

Je gebruikt de tijdproef om de persoonsvorm (pv) in een zin te vinden.

• Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd. Het werkwoord dat zich aanpast, is de persoonsvorm.
• Staat een zin in de verleden tijd, zet hem dan in de tegenwoordige tijd. Het werkwoord dat zich dit keer aanpast, is de persoonsvorm.

 pv, hele ww en vdw.

Staat er in een zin één werkwoord, dan is dat automatisch de persoonsvorm.

Staan er meer werkwoorden in de zin, dan weet je dankzij de tijdproef welke de persoonsvorm is. Voor de overige werkwoorden geldt dan dat je te maken hebt met een voltooid deelwoord en/of een heel werkwoord.

De kinderen lopen samen naar school toe.

1. TT
2. VT

De kat gleed van het dak

1. TT
2. VT

Het regent de hele dag.
Wat is de persoonvorm?

1. dag
2. regent
3. het
4. hele

De vrachtwagen reed met een snelheid van 100 km per uur.
Wat is de persoonsvorm

1. vrachtwagen
2. reed
3. snelheid
4. uur

Wat is het hele werkwoord?

1. Liep
2. Liepen
3. Loop
4. Lopen

Wat is het hele werkwoord?

1. Ken
2. Geven
3. Informeerden
4. Werden

Maken Grammatica blok 2 : 2.4 & 2.5 (t/m 18)

vervolg blok 2 grammatica 

les 2.5