Nederlands woordenschat hfst 5

Nederlands woordenschat hfst 5
10 minuten stil lezen 
uitleg h.5 woordenschat
zelfstandig aan het werk 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Nederlands woordenschat hfst 5
10 minuten stil lezen 
uitleg h.5 woordenschat
zelfstandig aan het werk 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Je kan overdrijven en ironie begrijpen
Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit dit paragraaf 

Slide 2 - Diapositive

Overdrijven en ironie
Het zijn trucjes om een tekst afwisselend te houden.

Slide 3 - Diapositive

Overdrijven
Overdrijven: Iets laten opvallen door het groter, mooier, erger en beter te maken dan het eigenlijk is: Het is vaak een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik en de schrijver bedoelt niet precies wat er staat. 

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden

Het duurt eeuwen voordat de pauze begint. (Het duurt niet echt eeuwen)

Ik heb al honderd keer gevraagd of je je boek wilt pakken. (Heb ik niet al echt 100x gedaan)

Slide 5 - Diapositive

Ironie
Dit is dat je iets op een manier zegt waardoor de ander weet dat het niet serieus bedoeld is. Het betekent namelijk vaak het tegenovergestelde van wat je zegt. *kijken naar filmpje*. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Voorbeelden
Het fietsenhok is fantastisch…. 
Terwijl je je fiets er niet elke dag kwijt kan.

Lekker dan. 
Wanneer je opeens door de regen moet fietsen in plaats van dat het droog is.

Slide 8 - Diapositive

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 9 - Quiz

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Kunnen we snel eten? Ik sterf van de honger.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quiz

Is deze zin een overdrijving of ironie?
'Wat een goede hulp ben jij!’, zei de moeder, toen haar zoontje de emmer met sop omgooide.
A
Ironie
B
Overdrijving

Slide 11 - Quiz

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 12 - Quiz

Is deze zin een overdrijving of ironie?
"Ik word helemaal gek".
A
overdrijving
B
ironie

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis?
zo groen als gras zijn
A
heel fanatiek zijn, de beste willen zijn
B
heel onervaren zijn, nog niet hebben meegemaakt
C
uitglijden op het grasveld
D
milieubewust

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis?
groene vingers hebben
A
vaak in de tuin werken
B
goed zijn in tuinieren
C
goed planten kunnen verzorgen
D
voorliefde hebben voor planten en dieren

Slide 15 - Quiz

Wat is de betekenis?
je groen en geel ergeren
A
je heel erg storen aan iets of iemand
B
heel erg jaloers zijn
C
niet begrijpen wat iemand zegt
D
je irriteren aan geluiden om je heen

Slide 16 - Quiz

Wat is de betekenis?
groen zien van jaloezie
A
heel erg jaloers zijn
B
heel erg verdrietig zijn
C
heel erg boos zijn
D
heel erg blij zijn

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis?
het werd hem groen en geel voor de ogen
A
erg misselijk zijn
B
moeten overgeven
C
niet goed kunnen zien
D
hij werd er erg duizelig van

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis?
groen licht krijgen
A
iets heel graag willen hebben
B
verliefd zijn
C
toestemming krijgen, iets mogen
D
heel veel geld uitgeven

Slide 19 - Quiz

Afsluiting
huiswerk 
opdracht 2,4,6 en 7

Slide 20 - Diapositive