1BKL_Thema 3| bs. 2 Dieren

Wat wordt er van jullie verwacht?
Doe je jas uit 

Pak je spullen op tafel 

Je telefoon weg 

Ga rustig zitten 
timer
2:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat wordt er van jullie verwacht?
Doe je jas uit 

Pak je spullen op tafel 

Je telefoon weg 

Ga rustig zitten 
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3.2 Dieren 1BK

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning 
Herhaling bs. 1

Uitleg bs. 2 Dieren

(Huis)werk

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn vier rijken binnen de biologie:
Dieren, planten, schimmels en bacteriën
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een "kenmerk" is een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke kenmerken van cellen letten biologen?
A
celkern, vacuole, bladgroenkorrels
B
celwand, bladgroenkorrels, celplasma
C
celkern, celwand, bladgroenkorrels
D
bladgroenkorrels, cytoplasma, celwand

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat klopt er NIET?
A
Dieren hebben geen celwand
B
Planten hebben bladgroenkorrels
C
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels wel een celkern + wand
D
Bacteriën hebben wel een celkern

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is een dier vruchtbaar?
A
Als het dier veel fruit eet
B
Als het dier jongen kan krijgen
C
Als het dier heel oud kan worden
D
Als het dier een soort is

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer behoren dieren tot dezelfde soort?
A
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
B
Als ze samen onvruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Als ze er hetzelfde uitzien
D
Als ze er hetzelfde uitzien

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
3.2.3 Je kunt bij dieren verschillende vormen van symmetrie beschrijven.
3.2.4 Je kunt bij dieren verschillende typen skelet beschrijven.
3.2.5 Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes groepen dieren.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Symmetrie
  • Een symmetrisch voorwerp kun je in twee gelijke helften verdelen
  • Dieren zijn vaak symmetrisch: jij ook!
    Je rechterhelft is hetzelfde als je linkerhelft

Slide 11 - Diapositive

Alleen kader/GL
3 vormen van symmetrie

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Skelet
  • Uitwendig skelet = skelet aan de buitenkant van het lichaam
  • Inwendig skelet = skelet aan de binnenkant van het lichaam
  • Zonder skelet 

Slide 13 - Diapositive

Alleen kader/GL
Zonder skelet


Leven vaak in het water

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dieren worden in 6 groepen verdeeld:
1. Sponsdieren
2. Neteldieren
3. Weekdieren
4. Stekelhuidigen
5. Geleedpotigen
6. Gewervelden 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Sponsdieren
  • Niet symmetrisch
  • stevige hoornvezels tussen de cellen
  • Zitten meestal vast op de bodem van de zee

Slide 16 - Diapositive

Alleen kader/GL
2. Neteldieren

  • Veelzijdig symmetrisch
  • Meestal geen skelet
  • Leven in het water
  • Vangen hun prooi met tentakels (vangarmen) 

Slide 17 - Diapositive

Dit dier leeft in de zee. Een kwal is een neteldier.
Neteldieren hebben geen skelet. Ze hebben vangarmen met netels. De netels
kunnen je prikken. Er komt dan een giftige stof in je lichaam. Neteldieren
gebruiken hun vangarmen met netels om een prooi te vangen. Het gif verlamt de
prooi, waardoor de kwal de prooi kan opeten.
3. Weekdieren
  • Tweezijdig symmetrisch
  • Meestal een schelp of huisje als skelet  

Slide 18 - Diapositive

Een mossel is een weekdier. Weekdieren
hebben een zacht (week) lichaam. Als skelet hebben ze een huisje of schelp. Een
tuinslak heeft ook een huisje. Bij gevaar kruipt de slak in zijn huisje.
4. Stekelhuidigen

  • Veelzijdig symmetrisch
  • Inwendig skelet van kalk
  • De huid is bedekt met stekels of knobbels
  • Leven op de bodem van de zee 

Slide 19 - Diapositive

Stekelhuidige dieren hebben stekels of knobbels op hun huid. Voorbeelden
van stekelhuidigen zijn een zeester en een zee-egel. Stekelhuidigen leven in de zee. Ze hebben een skelet.
5. Geleedpotigen

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Het skelet is een pantser

Slide 20 - Diapositive

Hun poten bestaan uit kleine
stukjes. Deze kleine stukjes heten leden.
Geleedpotige dieren hebben een skelet aan de buitenkant. Het skelet zit als een
soort pantser om het dier heen.
6. Gewervelden

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Een inwendig skelet

Slide 21 - Diapositive

Mensen en veel dieren hebben een skelet. Het skelet bestaat uit
botten. Een onderdeel van het skelet van een krokodil is de wervelkolom. Een
wervelkolom bestaat uit wervels. Ook mensen hebben een wervelkolom. Dat is
je ruggengraat.

Mensen en deze dieren horen dus tot de groep "gewervelden". 
Vertakkingsschema
De zes afdelingen binnen de "Dieren" kun je weer opsplitsen in kleinere groepen, die je weer kunt opdelen in kleinere groepen. 


Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

(Huis)werk
Maak de opdrachten van basisstof 2 


Uitdaging nodig?
Maak de plusopdrachten 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions