H2.1 Klimaten en plantengroei

H2 Wonen en werken in een wereld


Cursus 2.1 

Klimaten en plantengroei


1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2 Wonen en werken in een wereld


Cursus 2.1 

Klimaten en plantengroei


Slide 1 - Diapositive

Planning

  • Lesdoelen deze les
  • Instructie / zelfstandig werken
  • Aan de slag
  • Nabespreking


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 2.1
  •  Ik kan het verschil tussen weer en klimaat benoemen.
  • Ik kan 2 van de 3 oorzaken benoemen waardoor klimaten verschillen. (BK)
       Ik kan 3 oorzaken benoemen waardoor klimaten verschillen (KGT)
  • Ik weet welke plantenzone bij welk klimaatgebied hoort. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is weer?

Weer

  • De temperatuur, neerslag, zonneschijn, bewolking en wind op een plaats voor een korte periode

Neerslag

  • Regen, sneeuw, hagel en mist 

Slide 4 - Diapositive

Wat is klimaat?
Klimaat 
Als je kijkt naar het weer in een groot gebied over een lange tijd.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Waarom zijn er verschillende klimaten denk je?

Slide 7 - Question ouverte

Klimaatverschillen

Drie oorzaken:

  1. Verschil in breedteligging;
  2. Ligging; dichtbij of ver weg van de zee.
  3. Verschil in hoogteligging.

Slide 8 - Diapositive

Verschil in breedteligging
  • De afstand van een plaats tot aan de evenaar. 
  • Lage breedte: dicht bij de evenaar -> warm.
  • Hoge breedte: ver bij de evenaar vandaan -> koud.

Slide 9 - Diapositive

Ligging bij zee
  • Zeewater warmt minder snel op dan land. 
  • Gebied in de zomer aan zee: koele lucht. 
  • Winter: zeewater warmer dan land. -> regen. 

Slide 10 - Diapositive

Hoogteligging
  • Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt.
Met elke 1000 meter die je stijgt daalt de temperatuur met 6 graden.

Slide 11 - Diapositive

Klimaatgebieden

Slide 12 - Diapositive

Klimaatgebieden
  1. Tropische klimaten
  2. Droge klimaten
  3. Zeeklimaten
  4. Landklimaten
  5. Koud klimaat

Slide 13 - Diapositive

Tropisch klimaat
  • Warm;
  • Veel neerslag

Slide 14 - Diapositive

Droog klimaat
  • Bijvoorbeeld: woestijn.
  • Droog.
  • Weinig neerslag.

Slide 15 - Diapositive

Zeeklimaat
  • Veel neerslag.
  • Zachte winters.
  • Redelijk koele zomers.

Slide 16 - Diapositive

Landklimaat
  • Warme zomer.
  • Koude winter.
  • Minder neerslag dan in zeeklimaat. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Wat is een plantenzone?
  • Elk klimaatgebied heeft planten die vooral in dat gebied voorkomen. 
  • In andere gebieden komt dat minder voor. 
  • Er zijn vijf plantenzones. 

Slide 19 - Diapositive

Plantenzones
  1. Tropisch regenwoud
  2. Steppe en woestijn
  3. Loofbos
  4. Naaldbos
  5. Toendra en ijs

Zie afbeelding 6 in je boek. (KGT: blz. 54 en BK: blz: 49)

Slide 20 - Diapositive

Hoeveel klimaatgebieden zijn er op aarde?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 21 - Quiz

Welk klimaat zie je op de afbeelding?
A
Tropisch klimaat
B
droog klimaat
C
zeeklimaat
D
landklimaat

Slide 22 - Quiz

Welk klimaat zie je op de afbeelding?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Zeeklimaat
D
Koud klimaat

Slide 23 - Quiz

Welk klimaat zie je op de afbeelding?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
landklimaat
D
Koud klimaat

Slide 24 - Quiz

Klimaatgebieden

Scan de QR-code en maak de opdracht.




Slide 25 - Diapositive

Einde

Slide 26 - Diapositive