H.2 leenwoorden en Engelse werkwoorden

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je Engelse en Franse leenwoorden  correct kunt spellen


1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je Engelse en Franse leenwoorden  correct kunt spellen


Slide 1 - Diapositive

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden

Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (keeper), eten (restaurant), kleding (legging), uiterlijk (lipstick), verkeer (ambulance) en computers (deleten).

De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 2 - Diapositive

Zo spel je Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.
Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in.
Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second
opinion, low budget.

Slide 3 - Diapositive

Zo spel je Franse leenwoorden
In sommige Franse woorden schrijf je op een klinker een accent aigu (zoals op de é in decolleté), een accent grave (zoals op de è in crèche) of een accent circonflexe (zoals op de ê in enquête). Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.




Slide 4 - Diapositive


Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner.
In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
Tip: Gebruik voor de spelling van leenwoorden een (online)woordenboek.



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Aan de slag

Slide 8 - Diapositive

Maken
Hfdst.2 Spelling spelling leenwoorden
Blz. 66
startopdr. + opdr. 1 t/m 3
Snel klaar? Lees de theorie op blz.68
vervoeging Engelse werkwoorden
Maken:
startopdr. + opdr. 1 t/m 4
MARKEER DE UITLEG VAN OPDR. 3 BLZ. 69

Slide 9 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Diapositive

H2E-2022

Slide 11 - Diapositive

Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze werkwoorden net als Nederlandse werkwoorden.

Zo spel je Engelse werkwoorden
De ik-vorm van een Engels werkwoord maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen – speech; rugbyen – rugby).

Slide 12 - Diapositive

Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen – softbal), tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de uitspraak (baseballen – baseball).
In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je ik-vorm of ik-vorm + t.
In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden:
– chillen: ik chil, hij chilt, zij childe, jullie hebben gechild;
– crossen: ik cros, zij crost, wij crosten, zij hebben gecrost;
– relaxen: ik relax, jij relaxt, hij relaxte, zij heeft gerelaxt;
– snookeren: ik snooker, hij snookert, jullie snookerden, ik heb gesnookerd.

Tip: Gebruik voor de spelling van leenwoorden een (online)woordenboek.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien