Taalcompleet combi 1/2

Taalcompleet herhaling
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Taalcompleet herhaling

Slide 1 - Diapositive

Thema 1/2
Herhaling

Slide 2 - Diapositive

1.

Slide 3 - Question ouverte

2

Slide 4 - Question ouverte

3.

Slide 5 - Question ouverte

4.

Slide 6 - Question ouverte

5.

Slide 7 - Question ouverte

6.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 9 - Question ouverte

Maak een zin met het woord
'getrouwd'

Slide 10 - Question ouverte


A
het bord
B
de school

Slide 11 - Quiz


A
leren
B
lopen

Slide 12 - Quiz


A
leren
B
luisteren

Slide 13 - Quiz


A
lopen
B
zeggen

Slide 14 - Quiz


A
spreken
B
schrijven

Slide 15 - Quiz


A
het boek
B
het bord

Slide 16 - Quiz


A
de opdracht
B
de docent

Slide 17 - Quiz


A
snel
B
moeilijk

Slide 18 - Quiz

Dit is een ...

Slide 19 - Question ouverte

Dit is een ...

Slide 20 - Question ouverte

Dit is de ...

Slide 21 - Question ouverte

Dit is het ...

Slide 22 - Question ouverte

De docent schrijft op het ....

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen ..... Nederlands

Slide 24 - Question ouverte

Peter maakt de .... in het boek.

Slide 25 - Question ouverte

Maak een zin met het woord:
school

Slide 26 - Question ouverte

Maak een zin met het woord:
schrijf

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf in letters:
3

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf in letters:
13

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf in letters:
4

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf in letters:
14

Slide 31 - Question ouverte

Schrijf in letters:
2

Slide 32 - Question ouverte

Schrijf in letters:
12

Slide 33 - Question ouverte

leren
ik leer
jij leert - leer jij?
jij leert
zij leert
u leert
wij leren
jullie leren
zij leren
lezen
ik lees
jij leest - lees jij?
hij leest
zij leest
u leest
wij lezen
jullie lezen
zij lezen

Slide 34 - Diapositive

luisteren
ik luister
jij luistert - luister jij?
hij luistert
zij luistert
u luistert
wij luisteren
jullie luisteren
zij luisteren
maken
ik maak
jij maakt - maak jij?
hij maakt
zij maakt
u maakt
wij maken
jullie maken
zij maken

Slide 35 - Diapositive

schrijven
ik schrijf
jij schrijft - schrijf jij?
hij schrijft
zij schrijft
u schrijft
wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

spreken
ik spreek 
jij spreekt - spreek jij?
hij spreekt
zij spreekt
u spreekt
wij spreken
jullie spreken
zij spreken

Slide 36 - Diapositive

Opdracht
Maak met elk werkwoord 2 goede zinnen:
* 1 zin in enkelvoud
* 1 zin in meervoud.
* Denk aan de hoofdletter en de punt.

voorbeeld
Hij schrijft een brief
Jullie schrijven een e-mail.

Slide 37 - Diapositive

leren

Slide 38 - Question ouverte

luisteren

Slide 39 - Question ouverte

Lezen

Slide 40 - Question ouverte

maken

Slide 41 - Question ouverte

schrijven

Slide 42 - Question ouverte

spreken

Slide 43 - Question ouverte