hoofdstuk 1 spelling

hoofdstuk 1 spelling
Doel: aan het einde van de les weet je wanneer je trema, apostrof, accenttekens en cedille moet gebruiken
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

hoofdstuk 1 spelling
Doel: aan het einde van de les weet je wanneer je trema, apostrof, accenttekens en cedille moet gebruiken

Slide 1 - Diapositive

so week 39
woordenschat
spelling 
formuleren

Slide 2 - Diapositive

Trema 
voorkomt dat 2 klinkers als 1 worden uitgesproken
Azië, ideeën
Dus niet bij: buiig


Slide 3 - Diapositive

Koppelteken
Let op die gebruik je bij samengestelde woorden
mee-eten, opera-achtig.

Slide 4 - Diapositive

de apostrof '
vier regels

Slide 5 - Diapositive

weglaten
's Hertogen bosch (des)
's ochtends (des)

Slide 6 - Diapositive

uitspraakproblemen bij klinkers
kiwi's
Hanna's fiets
dus niet bij: cadeaus, cowboys.

Slide 7 - Diapositive

verkleinwoorden
als er voor de y een medeklinker staat (vergelijk met Engels) 
baby'tje

Slide 8 - Diapositive

afleidingen en meervouden van afkortingen
cc'en, pc's, 
pc'tjes

Slide 9 - Diapositive

3 soorten accent
aigu, grave, circonflexe

Voornamelijk op de letter e

Slide 10 - Diapositive

aigu
maakt klank langer: logé, soirée

Slide 11 - Diapositive

geeft ook klemtoon
Dit is dé manier om voor de toets te leren.
Simone heeft twéé paarden, geen drie.
Vergelijk: Kan een van jullie even thee voor me halen?

Slide 12 - Diapositive

accent grave
Maakt de klank kort.
crèche, 
drie à vier theelepels

Slide 13 - Diapositive

accent circonflexe
crêpe, maître, moment suprême

Slide 14 - Diapositive

accent cedille ç
onder de c, om te voorkomen dat c als k wordt uitgesproken wanneer die voor een a, o of u staat
reçu

Slide 15 - Diapositive

Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 16 - Quiz

Trema of geen trema?

A
verfraaiïng
B
verfraaiing

Slide 17 - Quiz

Trema of geen trema?
A
geijzeld
B
geïjzeld

Slide 18 - Quiz

Waar staat het juiste accent?
A
ampère
B
ampére

Slide 19 - Quiz

Accent aigu of accent grave?
acne
A
accent aigu
B
accent grave
C
beide

Slide 20 - Quiz

In Nederland kennen we drie accenttekens: accent aigu (´), accent grave (`) en accent circonflexe (^).

Met welk accent kun je nadruk op een woord leggen?
A
Accent aigu
B
Accent grave
C
Accent circonflexe

Slide 21 - Quiz

apostrof
A
mp3's
B
mp3s

Slide 22 - Quiz

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 23 - Quiz

apostrof
A
autootje
B
auto'tje

Slide 24 - Quiz