Aan elkaar of los + oefenen

Havo 2 - spelling
Aan elkaar of los (H6)
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Havo 2 - spelling
Aan elkaar of los (H6)

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie 'aan elkaar of los' bij samenstellingen
- Oefenen met stof tot nu toe
- Eerder klaar? Lezen in leesboek.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Aan elkaar of los?

Slide 5 - Diapositive

Aan elkaar of los?

Slide 6 - Diapositive

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 7 - Quiz

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 8 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 9 - Diapositive

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 10 - Diapositive

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 11 - Quiz

Tot 1 december kun je je___ voor de schaatswedstrijd.
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste samenstelling.
reus+gezellig
A
reusegezellig
B
reuzegezellig
C
reuse-gezellig
D
reuze-gezellig

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste samenstelling.
gebaar+taal
A
gebare-taal
B
gebaretaal
C
gebaren-taal
D
gebarentaal

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste samenstelling.
bezoek+regeling
A
bezoekregeling
B
bezoekersregeling
C
bezoek-regeling
D
bezoekers-regeling

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste samenstelling.
varken+stal
A
varken-stal
B
varkensstal
C
varkens-stal
D
varkenstal

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste samenstelling.
jazz+zanger
A
jazz-zanger
B
jazzanger
C
jaz-zanger
D
jazzzanger

Slide 17 - Quiz

Je schrijft een hoofdletter in de volgende gevallen:
A
aan het begin van een zin bij eigennamen bij windstreken
B
aan het begin van een zin bij eigennamen bij windstreken bij namen van de seizoenen
C
aan het begin van een zin bij eigennamen bij bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van eigennamen
D
aan het begin van een zin bij windstreken bij eigennamen bij namen van de seizoenen

Slide 18 - Quiz

Een dubbele punt gebruik je bij:
A
een opsomming toelichting uitleg
B
een opsomming gedachte tussen hoofdzinnen
C
een opsomming als afsluiting van een opsomming
D
een opsomming voor of na een aanspreking na een uitroep of bevel

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste werkwoord.
Omdat de vaas ... (barsten) bij het bakken werd hij weggegooid.
A
barste
B
barstte
C
barst
D
barstten

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord.
... (roepen) om hulp klemde de in het water ... (dobberen) surfer zich vast aan zijn plank.
A
roepent dobberend
B
roepent dobberent
C
roepende dobberende
D
roepend dobberende

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste vorm van de werkwoorden.
Enkele van de ... (veilen) schilderijen werden reeds na twee dagen opnieuw in het kunstcircuit ... (verhandelen).
A
geveilde verhandelt
B
geveilde verhandelen
C
geveilde verhandelden
D
geveilde verhandeld

Slide 22 - Quiz

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
drukbevaren
B
druk bevaren

Slide 23 - Quiz

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
vesting stadje
B
vestingsstadje
C
vestingstadje
D
vestings stadje

Slide 24 - Quiz

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
kennis maakte
B
kennismaakte

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
verstrekkende
B
ver strekkende

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord.
Hoe hard ... (rijden pvtt) je eigenlijk op de Duitse snelwegen?
A
rijdt
B
reed
C
rijd
D
reedt

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord.
Waarom heeft u de jongens bij de beoordeling ... (bevoordelen)?
A
bevoordeelt
B
bevoordeeld
C
bevoordeeldt
D
bevoordeelde

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord.
Al het aan de verbouwing ... (besteden) geld was afkomstig van sponsors.
A
besteedde
B
besteedt
C
besteedt
D
bestede

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord.
Vorige week .. (verharden) de gemeente het laatste zandpad van ons dorp.
A
verhardde
B
verharde
C
verhardt
D
verhart

Slide 30 - Quiz

Rest van de les
Lees in je leesboek! (8 juni deadline podcast/vlog)
of
Maak opdracht 1 & 2 van hoofdstuk 6 (spelling: aan elkaar of los)

Slide 31 - Diapositive