Oefenen keuzeso voortplanting

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vanaf welk moment is een jongen vruchtbaar?
A
Vanaf het moment dat hij geboren is.
B
Vanaf het moment dat de zaadballen zaadcellen gaan maken.
C
Vanaf het moment dat hij puistjes krijgt.

Slide 2 - Quiz

Wanneer krijgt een jongen een zaadlozing?
A
Als hij moet plassen.
B
Als hij klaarkomt.

Slide 3 - Quiz

Wat doet de prostaat precies?
A
De prostaat knijpt tijdens een zaadlozing de urinebuis dicht.
B
De prostaat zorgt ervoor dat de sperma uit de penis gaat.
C
De prostaat heeft geen functie.
D
De prostaat zorgt ervoor dat de zaadcellen door de zaadleiders stromen.

Slide 4 - Quiz

Hoeveel eierstokken heeft een vrouw?
A
1
B
2
C
3
D
Geen.

Slide 5 - Quiz

Sleep de goede omschrijving naar het goede woord. 

Hier rijpen de eicellen.
Plaats waar een baby kan groeien.
Verbinding tussen de baarmoeder en de buitenwereld.
Verbindt de eierstokken met de baarmoeder.
baarmoeder
eierstokken
eileider
vagina

Slide 6 - Question de remorquage

Wanneer merkt een meisje dat ze vruchtbaar is?
A
Wanneer ze puistjes krijgt.
B
Wanneer ze 12 jaar wordt.
C
Wanneer ze ongesteld wordt.
D
Wanneer ze verliefd is.

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de menstruatie?
A
Een meisje wordt een jonge vrouw.
B
Een meisje krijgt buikpijn.
C
Het baarmoederslijmvlies laat los.
D
De eicellen worden groter.

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt waar? 

Hier komen de eicel en de zaadcel bij elkaar.
Hier rijpen  eicellen.
Hier worden zaadcellen gemaakt. 
in de eierstokken
in de eileider
in de zaadballen

Slide 9 - Question de remorquage

Zet de plaatjes in goede volgorde. 

1
2
3
4

Slide 10 - Question de remorquage

Wanneer gebruik je een voorbehoedsmiddel?
A
Wanneer een man en een vrouw een kind willen.
B
Wanneer een man en een vrouw geen kind willen.
C
Wanneer een man of vrouw verkouden is.
D
Wanneer het regent.

Slide 11 - Quiz

Welke voorbehoedsmiddel wordt onder de huid geplaatst?
A
de pil
B
het spiraaltje
C
de anticonceptiepleister
D
het hormoonstaafje

Slide 12 - Quiz

Wat is een abortus?
A
Als je na de geslachtsgemeenschap een pil slikt.
B
De arts laat het embryo weghalen uit de baarmoeder.
C
Dat is een miskraam.

Slide 13 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken die jongens én meisjes hebben...
A
schaamhaar en bredere schouders
B
ongesteldheid en zaadlozingen
C
okselhaar en meer vet onder de huid
D
schaamhaar, meer zweetgeur, okselhaar

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je een ongeboren kind jonger dan 12 weken?
A
een embryo
B
een foetus

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer de melkklieren van een vrouw gaan groeien tijdens de zwangerschap?
A
Haar buik wordt groter.
B
Haar borsten worden groter.
C
Haar vagina doet pijn.

Slide 16 - Quiz

Het embryo leeft in...
A
lucht
B
water

Slide 17 - Quiz

Het embryo krijgt stoffen via...
A
de navelstreng
B
het vruchtwater

Slide 18 - Quiz

In de ...?... worden stoffen uitgewisseld tussen moeder en kind.
A
placenta
B
navelstreng

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens iedere stap van de bevalling?
De baarmoedermond gaat open.
De baby wordt door weeën naar buiten geduwd. 
De placenta wordt met vruchtvliezen en de navelstreng naar buiten geduwd. 
uitdrijving
nageboorte
ontsluiting

Slide 20 - Question de remorquage

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 21 - Quiz

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 22 - Quiz

Een jongen heeft twee X-chromosomen.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

De chromosomen die bepalen of je een jongen of een meisje bent heten geslachtschromosomen.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

In een zaadcel zit altijd een
X-chromosoom.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Sleep de goede omschrijving naar het goede woord. 

Hier rijpen de eicellen.
Plaats waar een baby kan groeien.
Verbinding tussen de baarmoeder en de buitenwereld.
Verbindt de eierstokken met de baarmoeder.
baarmoeder
eierstokken
eileider
vagina

Slide 26 - Question de remorquage

Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 27 - Question de remorquage

Zet de nummers bij het juiste onderdeel.
placenta
foetus
vruchtwater
navelstreng
1
2
3
4

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 29 - Question de remorquage

Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta

Slide 30 - Question de remorquage

beschermd alleen tegen SOA's
Beschermd alleen tegen zwangerschap
Beschermd tegen SOA's en zwangerschap.

Slide 31 - Question de remorquage