Voorbereiding toets periode 3 kader
1 / 19
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat is een ander woord voor factuur?
A
Offerte
B
Orderbevestiging
C
Order
D
Rekening
Slide 3 - Quiz
-
-
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Brutowinst
Slide 4 - Question de remorquage
Waar gaat 'de inslag van goederen' over?
A
alles wat te maken heeft met de ontvangst van goederen
B
de goederen staan tijdelijk in het magazijn
C
de goederen gaan het magazijn uit naar de klant
Slide 5 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met: 'de uitslag van goederen'?
A
ontvangen van goederen
B
tijdelijk opslaan van goederen in een magazijn
C
de goederen gaan het magazijn uit naar de klant
Slide 6 - Quiz
Met welke transportmiddelen kan je een palet vervoeren?
Slide 7 - Question de remorquage
Wat is een backorder?
A
Producten die je kan opsturen
B
Product dat op dat moment nog niet geleverd kan worden
C
Product dat alleen geleverd wordt aan bedrijven
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de technische voorraad?
A
De voorraad die in de computer staat
B
De voorraad die op de voorraadkaart staat
C
De voorraad die in het magazijn ligt
D
De voorraad die op de turflijst staat
Slide 10 - Quiz
Er moeten 10 voetballen besteld worden. De besteleenheid is 4 voetballen. Hoeveel eenheden bestel je?
A
2
B
3
C
2,5
D
4
Slide 11 - Quiz
Een product is onveilig.
Er is teveel van het product geleverd.
Een product is kapot gevallen.
Een product verkoopt niet goed.
Een product is zoekgeraakt.
Sleepvraag:
Wat valt onder derving?
Geef de 4 juiste antwoorden.
Slide 12 - Question de remorquage
Zet de woorden op alfanumerieke volgorde.
L89
K04
M17
K25
K11
Slide 13 - Question de remorquage
Wat is het kernassortiment van een schoenenwinkel
A
Schoensmeer
B
Veters
C
Schoenen
D
Anti zweetvoetcreme
Slide 14 - Quiz
De groenteboer verkoopt ook brood. Onder wat voor soort assortiment valt het brood bij deze groenteboer?
A
Randassortiment
B
Kernassortiment
C
Follow-up assortiment
D
Concurrerend assortiment
Slide 15 - Quiz
De verkoopprijs is ............... dan de inkoopprijs.
A
hoger
B
lager
Slide 16 - Quiz
De verkoopprijs is de prijs die de ............ betaald.
A
leverancier
B
consument
Slide 17 - Quiz
De verkoopprijs van een spijkerbroek is €33,00. De btw is 21%. Bereken de bruto-verkoopprijs
