Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H3
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Af
As
BW
BS
Cf
Cs
Df
Dw
ET
Slide 5 - Question de remorquage
Slide 6 - Diapositive
Wat voor klimaat zie je hier volgens Koppen?
A
Af
B
EH
C
EF
D
ET
Slide 7 - Quiz
Welk klimaat van Köppen?
A
Cs
B
Aw
C
Cw
D
As
Slide 8 - Quiz
Welk klimaat van Köppen?
A
Af
B
As
C
Cs
D
BS
Slide 9 - Quiz
Welk klimaat van Köppen?
A
ET
B
Cf
C
Df
D
Dw
Slide 10 - Quiz
Welk klimaat van Köppen is dit?
A
ET
B
Cf
C
Df
D
Dw
Slide 11 - Quiz
Wat voor klimaat volgens Koppen zie je hier?
A
BW
B
BS
C
BF
D
BD
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
In de boreale zone vind je vooral.......
A
toendralandschap
B
loofbomen
C
struiken en grassen
D
naaldbomen
Slide 29 - Quiz
Welke van onderstaande hoort bij de aride zone?
A
B
C
D
Slide 30 - Quiz
Wat zijn de kenmerken van de subtropische zone?
A
Warme droge zomers en zachte natte winters
B
Natte zomers, droge winters
C
Warme zomers koude winters
D
Zachte zomers en zachter winters met neerslag
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Diapositive
Tip: schakel eens meerdere malen heen en weer tussen deze en vorige slide. Zie je verbanden en/of overeenkomsten? Welke zones komen overeen met welk soort vegetatie?
Slide 33 - Diapositive
Luchstromen
Slide 34 - Diapositive
Een plek waar (relatief) warme lucht opstijgt noemen we:
A
Een passaat
B
Een hogedrukgebied
C
Een lagedrukgebied
D
De evenaar
Slide 35 - Quiz
Slide 36 - Diapositive
Twee beweringen: 1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom 2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Geef 2 oorzaken waarom er in Los Angeles relatief weinig neerslag valt. (2p)
Slide 41 - Question ouverte
Geef drie oorzaken waarom het in oostelijk Siberië zo koud is.
Denk aan de klimaatfactoren!
Slide 42 - Question ouverte
Waarom hebben delen in centraal Afrika een gematigd klimaat i.p.v. een tropisch klimaat? Geef een algemene regel in je uitleg. (3p)