Grammatica zinsdelen paragraaf 1.2

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • terugblik vorige les
  • instructie par. 1.2
  • aan de slag! 

Slide 2 - Diapositive

Noem alle werkwoorden uit de zin.

Slide 3 - Question ouverte

Noem alle lidwoorden uit deze zin.

Slide 4 - Question ouverte

Noem alle zelfstandige naamwoorden uit deze zin.

Slide 5 - Question ouverte

Noem alle voorzetsels uit deze zin.

Slide 6 - Question ouverte

Noem alle bijvoeglijke naamwoorden uit deze zin.

Slide 7 - Question ouverte

Noem alle persoonlijke voornaamwoorden uit deze zin.

Slide 8 - Question ouverte

Noem alle bezittelijke voornaamwoorden uit deze zin.

Slide 9 - Question ouverte

Par. 1.1 woordsoorten
  • Zijn er nog vragen? 

Slide 10 - Diapositive

Instructie paragraaf 1.2 blz. 260
  • Lesdoel:
Je herkent verschillende zinsdelen.

Slide 11 - Diapositive

zinsdelen

Slide 12 - Carte mentale

Zinnen ontleden
Hoe doe je dat eigenlijk? Hou deze volgorde aan!
  • persoonsvorm
  • gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp*
  • meewerkend voorwerp*
  • bijwoordelijke bepaling*

Slide 13 - Diapositive

Persoonsvorm (pv)
  • Het werkwoord in de zin dat verandert als je:
- de zin van tijd verandert (dus van tt naar vt of andersom)
of
- de zin van getal verandert (dus van ev naar mv of andersom) 

Als je van de zin een vraagzin maakt, komt de pv vooraan de zin te staan.,

Slide 14 - Diapositive

Persoonsvorm (pv)
  1. Jan Willem gaat vandaag vissen in de rivier.
  2. Nienke heeft twee honden en één kat gekocht via Marktplaats.
  3. Meike woont met haar zus samen in een flatje in Amsterdam.
  4. Mijn oudste  neef Joep heeft vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. 

Slide 15 - Diapositive

Gezegde (gez.)
  • pv en alle andere werkwoorden uit de zin.

Aanstaande vrijdag ga ik met mijn vrienden eten in een restaurant in het centrum van Amsterdam.

Wanneer zou je op vakantie willen gaan?

Slide 16 - Diapositive

Onderwerp (ow)
  • Het onderwerp van de zin is dat deel van de zin dat ook verandert als je de zin van getal verandert. 
  • Het onderwerp is het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde.

Mijn vader en moeder zijn al twintig jaar niet verhuisd.

Slide 17 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde + onderwerp.

Janita heeft gisteren aan haar vriendin Annemiek een boek gegeven.
Marco bekijkt 's avonds vaak filmpjes op zijn telefoon.

Slide 18 - Diapositive

Meewerkend voorwerp (mv)
  • woordgroep waar je aan (en soms voor) voor kunt zetten en kunt weglaten.

Janita heeft gisteren aan haar vriendin Annemiek een boek gegeven.
Ik heb de gemeente een brief gestuurd over de wegwerkzaamheden bij ons in de straat. 

Slide 19 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling (bijw. bep)
  • geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarheen, waarvandaan, waardoor, waarom... 

Gisteren heeft hij nog een keer zijn rijexamen gedaan.
Janneke gaat heel vaak 's avonds zwemmen.

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag!
  • Leren: de theorie van Taalverzorging H1 Grammatica  par. 1.2.

  • Maken: opdracht 5-8 Taalverzorging H1 Grammatica par. 1.2.
Klaar?
-Maak de oefeningen van paragraaf 1.1 af.
- Oefen extra op www.cambiumned.nl
- Ga lezen in een tijdschrift.

Slide 21 - Diapositive