2AH: oefentoets voca+grammaire - chapitre 2 ed6

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

OEFENTOETS 

CHAPITRE 2 ed.6

VOCABULAIRE ET GRAMMAIRE

Werkwoorden op -er

Meerkeuze:

Vervoeg het Franse werkwoord dat tussen de haakjes staat.

Het zijn 5 meerkeuzevragen.

Regelmatige werkwoorden op -er in de présent

Monsieur Garcia, le prof de maths, (habiter) ...... près du collège.

1. habitons
2. habite
3. habitent
4. habit

Mais il (arriver) ...... toujours en retard.

1. arrive
2. arrives
3. arrivons
4. arrivent

Les élèves (trouver) ...... Monsieur Garcia sympa.

1. trouve
2. trouvons
3. trouvi
4. trouvent

Tu (commencer) ...... avec les exercices?

1. commencare
2. commencez
3. commençons
4. commences

Oui, nous (aimer) ...... le français.

1. aime
2. aiment
3. aimes
4. aimons

Les élèves (chercher) ...... leurs livres.

Open vragen:

Vervoeg het Franse werkwoord dat tussen de haakjes staat.

Het zijn 5 open vragen. 

Schrijf alleen het werkwoord in de goede vorm op en gebruik geen hoofdletter en geen punt!

Moi, j'(oublier) ...... parfois un livre.

Le prof de français, il (donner) ...... beaucoup de devoirs.

Vous (regarder) un nouveau film ?

Je m'(appeller) ...... Julien.

Open vragen:

Vervang in de volgende zinnen het onderwerp door il, elle, ils of elles. 

Schrijf de hele zin op. Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een punt.

Het zijn 5 open vragen. 

Nadia invite ses copines.

Les élèves travaillent bien.

Le prof parle anglais.

Le chien de mon oncle est terrible.

Mes cousines regardent la télé.

Het bijvoeglijk naamwoord

Doelen van deze vragen:

-jullie kennen de vorm van het bijvoeglijk naamwoord

-Jullie kennen de juiste plaats van het bijvoeglijk naamwoord

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?

1. Zij heeft echt een mooie auto!
2. Mijn vader werkt graag.
3. Wat loop jij snel!
4. Wil jij iets vragen?

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?

1. Je suis une fille hollandaise.
2. Ma mère adore les fleurs.
3. Demain, nous allons faire du shopping.
4. J'ai oublié mes livres.

VORM

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	grand	grand e
meervoud	grand s	grand es

Welke zin is grammaticaal correct?

1. J'ai une copine français.
2. Mon père a un vélo grises.
3. Nous avons une grands maison.
4. Elle a une petite soeur.

Welke zin is grammaticaal correct?

1. J'ai une petit soeur
2. Il a deux amis françaises
3. J'ai une amie hollandais
4. Il a un chien noir

Uitzonderingen!

	mannelijk		vrouwelijk
	enkelvoud	meervoud	enkelvoud	meervoud
goed	bon	bon s	bon ne	bonne s
mooi	beau	beau x	belle	belle s
nieuw	nouveau	nouveau x	nouvelle	nouvelle s
oud	vieux	vieux	vieille	vieille s

Welke zin is grammaticaal correct?

1. Nous avons une beau maison.
2. J'ai une belle voiture.
3. Il est un beaux garçon.
4. Ils ont un belle jardin.

Zet het bijvoeglijk naamwoord "bon" in de juiste vorm:
J'ai une ________ copine.

PLAATS

Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.

Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?

PLAATS

Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.

Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?

* In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.

* In het Frans staat het er meestal juist ACHTER.

Welke zin klopt NIET?

1. Il a une table brune.
2. Elsa a un oncle espagnol.
3. J'ai une française copine.
4. Vous avez un vélo orange?

Uitzonderingen!

De volgende bijvoeglijk naamwoorden staat VOOR het zelfstandig naamwoord!

bon	un bon acteur	nouveau	les nouvelles chaussures
beau	la belle fille	petit	un petit garçon
grand	les grandes maisons	vieux	la vieille dame

Welke zin is grammaticaal FOUT?

1. Des vieilles maisons
2. Les petites filles
3. Le livre beau
4. Le nouveau portable

Welke 6 Franse bijvoeglijke naamwoorden komen VOOR het zelfstandig naamwoord??

Vocabulaire

Welke woorden die met huis/wonen te maken hebben ken je?

het scherm

de keuken

de vogel

de koe

Christophe ... de sa fête.

1. discute
2. existe

reizen

Il va ... ses copains par télephone.

1. attendre
2. inviter

Sa maison est ...?

1. grande
2. active

... amis ne peuvent pas venir

1. sinon
2. quelques

Vertaal: heureusement

Vertaal: prendre

Vertaal: de hele wereld

1. tout le monde
2. le monde totale
3. le monde
4. le monde entier

Vertaal: autre

Vertaal: près de

Vertaal: Wat vreselijk

1. quelle horreure
2. quel horreur
3. quelle horreur
4. quelle horreu

Wat is dit:

1. le chateau
2. la montagne
3. la cuisine
4. le garage