3.3 Verhoudingen en de mol (les 2)

Welkom!
Ga zitten volgens het plattegrond

Pak je spullen en iPad erbij

Login bij LessonUp


timer
3:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga zitten volgens het plattegrond

Pak je spullen en iPad erbij

Login bij LessonUp


timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
  1. Weet je wat de formule is in symbolen om te werken met de mol
  2. Kan je rekenen met de mol met verschillende verhoudingen

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Wat is de mol binnen de scheikunde?
Wat is de formule om de mol te berekenen?

Slide 3 - Diapositive

Wie Wat is de mol?
Binnen de scheikunde is de 'mol' een eenheid om de hoeveelheid van een stof te meten.

Iedere 1 mol van een stof is een vast aantal deeltjes van die stof, en dat heeft een bepaalde massa.

1 mol van een stof is altijd: 6 x 1023 deeltjes van die stof


Slide 4 - Diapositive

De molmassa
Voorbeeld:
 NaCl(keukenzout) heeft een massa van: 58,44 gram per 1 mol
Glucose heeft een massa van: 180,156 g per 1 mol

glucose is een veel groter en zwaarder molecuul, dus 6 x 1023 deeltjes glucose heeft een grotere massa dan NaCl.

Slide 5 - Diapositive

Waarom gebruiken we in de SK de mol?
Met de mol kan je 'gemakkelijk' berekenen hoeveel massa beginproducten je nodig hebt of hoeveel massa eindproducten je zult krijgen. 

We hebben hier ook de verhouding voor nodig, oftewel de coëfficiënten van de stoffen. 

Slide 6 - Diapositive

molverhouding
Voorbeeld:
2 H2 (g) + O2 (g) -> 2 H2O(l)
De verhouding is dus: 2 : 1 : 2

Dit betekent dat als ik 0,5 mol H2 zou laten reageren, ik de volgende (mol)verhouding krijg:
0,5 mol H2 : 0,25 mol O2 : 0,5 mol H2O


Slide 7 - Diapositive

Rekenen met de mol
Stel, ik zou nu 10 gram H2 nemen. Hoeveel gram O2 moet ik dan gebruiken? Nu moeten we gaan rekenen.


mol=molmassamassa
Hierbij gebruiken we de massa in gram en de molmassa in g/mol (gram per 1 mol)
n=Mm

Slide 8 - Diapositive

Rekenen met de mol
De reactie was: 2 H2 (g) + O2 (g) -> 2 H2O(l)
Als ik omreken hoeveel mol H2 ik heb, kan ik vervolgens kijken hoeveel mol O2 ik nodig heb.
mol=molmassamassa
mol H2 = 10g / 2,016 g/mol = 4,96 mol H2
Verhouding H2 : O2 = 2 : 1, om van 2 -> 1 te gaan, deel ik door 2. Oftewel: 4,96 / 2 = 2,48 mol O2
n=Mm

Slide 9 - Diapositive

Rekenen met de mol
Wat is mijn massa O2 nu? oftewel hoeveel gram O2 heb ik na de reactie?
mol=molmassamassa
mol O2 = 2,48 mol
massa = mol x molmassa

massa O2 = 2,48 x 32 g/mol = 79,37g O2
n=Mm

Slide 10 - Diapositive

Nu jullie
Reactie:  2 Fe2O3(s) + 2 Al(s) -> 4 Fe(s) + 3 Al2O3(s)
Stel, ik laat 20g Fe2O3 reageren met genoeg aluminium, hoeveel gram ijzer krijg ik hier dan uit?
mol=molmassamassa
n=Mm
Massa>mol>verhouding>mol>massa

Slide 11 - Diapositive

Nu jullie - antwoord
Reactie:  2 Fe2O3(s) + 2 Al(s) -> 4 Fe(s) + 3 Al2O3(s)
Stel, ik laat 20g Fe2O3 reageren met genoeg aluminium, hoeveel gram ijzer krijg ik hier dan uit?
mol Fe2O3 = 20g / 159,69 g/mol = 0,125 mol Fe2O3.
verhouding Fe2O3 : Fe = 2 : 4. Van 2 naar 4, dus *2
0,125 mol * 2 = 0,25 mol Fe.
massa Fe = 0,25 mol * 55,847 g/mol = 13,96g Fe

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig
Maak opgave 28, 34 (a t/m d)
Klaar of meer uitdaging? Kom bij me voor opgaven

Wil je extra uitleg? VIP hoek

Slide 13 - Diapositive