Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
3.4 Schrijven en formuleren
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
hoe je een betoog schrijft;
hoe je je mening en argumenten geeft;
hoe je korte en lange zinnen afwisselt in je tekst.
Slide 2 - Diapositive
Dit weet je al over feiten en meningen. Welke zin is goed?
A
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening
B
Als je de reden geeft waarom je iets vindt, vertel je een feit
Slide 3 - Quiz
Feit
Mening
Ik vind mijn broer vaak irritant.
Mijn nieuwe mobiel kostte 148 euro.
Slide 4 - Question de remorquage
Een betoog schrijven
In een betoog geef je je mening over een onderwerp.
Je wilt de lezer overtuigen van jouw mening.
Je gebruikt hiervoor argumenten.
Slide 5 - Diapositive
Een betoog schrijven
Slide 6 - Diapositive
Waar of niet waar? In een betoog geef je je mening over een onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Waar of niet waar? Met argumenten leg je je mening uit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Korte en lange zinnen
Een tekst lees prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt.
Je kunt bijvoorbeeld verwijswoorden, synoniemen, of omschrijvingen gebruiken.
Slide 9 - Diapositive
Wat is een verwijswoord?
Slide 10 - Question ouverte
Wat is een synoniem?
Slide 11 - Question ouverte
Wat is een omschrijving?
Slide 12 - Question ouverte
Voegwoorden
Voegwoordengebruik je om twee zinnen aan elkaar te plakken (samen te voegen).
Voorbeelden van voegwoorden zijn: maar, want, omdat, en, of
Ga jij met de bus of ga jij met de fiets?
Ik ga liever met de bus, want dan word ik niet moe.
Slide 13 - Diapositive
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Hij is nog jong, dus hij weet wat ons bezighoudt.
Slide 14 - Question ouverte
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Hij geeft aardrijkskunde en soms geeft hij maatschappijleer.
Slide 15 - Question ouverte
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Als het weekend is, denk ik niet aan school.
Slide 16 - Question ouverte
Oefenen met verwijswoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met verwijswoorden.
Sleep steeds het juiste verwijswoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 17 - Diapositive
Herinneren jullie je Schooltv. nog? Ik heb net via Uitzending Gemist nog eens naar gekeken. ging over vogels en vleugels. De presentatrice wilde zelf ook vliegen en bouwde een complete set vleugels. kwam ze natuurlijk geen centimeter van de grond. Toen ik als leerling uit groep 7 bekeek, had ik het gevoel echt was. Nu zag ik meteen dat nep was. Jammer dus om steeds slimmer te worden.
...
...
...
...
...
...
...
daar
daarmee
dat
dit
het
het
zij
Slide 18 - Question de remorquage
Oefenen met signaalwoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met signaalwoorden.
Sleep steeds het juiste signaalwoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 19 - Diapositive
1. Ik vind het niet goed als kinderen al Engels krijgen op de basisschool, dat ten koste gaat van hun Nederlands.
2. Iedereen moet eerst goed Nederlands leren, dat is tenslotte de standaardtaal.
3. De kennis van het Nederlands gaat achteruit, als kinderen in het Engels moeten lezen en schrijven.
4. vind ik dat kinderen eerst goed Nederlands moeten leren en pas Engels als ze op de middelbare school zitten.