Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
3.4 schrijven en formuleren
- betoog schrijven
- korte en lange zinnen
Slide 1 - Diapositive
Een betoog schrijven
In een betoog geef je je mening over een onderwerp.
Je wilt de lezer overtuigenvan jouw mening.
Je gebruikt hiervoor argumenten.
Slide 2 - Diapositive
Een betoog schrijven
Slide 3 - Diapositive
Waar of niet waar? In een betoog geef je je mening over een onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar? Met argumenten leg je je mening uit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Korte en lange zinnen
Een tekst lees prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt.
Je kunt bijvoorbeeld verwijswoorden, synoniemen, of omschrijvingengebruiken.
Slide 6 - Diapositive
Wat is een verwijswoord?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is een synoniem?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is een omschrijving?
Slide 9 - Question ouverte
Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om twee zinnen aan elkaar te plakken (samen te voegen).
Voorbeelden van voegwoorden zijn: maar, want, omdat, en, of
Slide 10 - Diapositive
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Hij is nog jong, dus hij weet wat ons bezighoudt.
Slide 11 - Question ouverte
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Hij geeft aardrijkskunde en soms geeft hij maatschappijleer.
Slide 12 - Question ouverte
Maak van de lange zinnen twee korte zinnen. Haal het voegwoord weg. Als het weekend is, denk ik niet aan school.
Slide 13 - Question ouverte
Oefenen met verwijswoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met verwijswoorden.
Sleep steeds het juiste verwijswoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 14 - Diapositive
Herinneren jullie je Schooltv. nog? Ik heb net via Uitzending Gemist nog eens naar gekeken. ging over vogels en vleugels. De presentatrice wilde zelf ook vliegen en bouwde een complete set vleugels. kwam ze natuurlijk geen centimeter van de grond. Toen ik als leerling uit groep 7 bekeek, had ik het gevoel echt was. Nu zag ik meteen dat nep was. Jammer dus om steeds slimmer te worden.
...
...
...
...
...
...
...
daar
daarmee
dat
dit
het
het
zij
Slide 15 - Question de remorquage
Oefenen met signaalwoorden
In de volgende sleepvraag ga je oefenen met signaalwoorden.
Sleep steeds het juiste signaalwoord naar de juiste plaats in de tekst.
Slide 16 - Diapositive
1. Ik vind het niet goed als kinderen al Engels krijgen op de basisschool, dat ten koste gaat van hun Nederlands.
2. Iedereen moet eerst goed Nederlands leren, dat is tenslotte de standaardtaal.
3. De kennis van het Nederlands gaat achteruit, als kinderen in het Engels moeten lezen en schrijven.
4. vind ik dat kinderen eerst goed Nederlands moeten leren en pas Engels als ze op de middelbare school zitten.