1kbb maandag 15 maart

Maandag
15 maart 2021
Welkom!
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maandag
15 maart 2021
Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Vandaag: 

  • Doel van de les
  • Huiswerk bespreken, grammatica 3.4 en 3.5
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting les

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Na deze les:

Herken je een werkwoord in een zin
Weet je in welke vorm een werkwoord voor kan komen: voltooid deelwoord, hele werkwoord




Slide 3 - Diapositive

Vorige keer, even herhalen
Wat is een werkwoord ook alweer?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Diapositive

Werkwoord
1. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…
Bijvoorbeeld: Ik fiets naar school. Wij spelen met de blokken.
2. Er gebeurt iets. sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…
Bijvoorbeeld: Het sneeuwt buiten. Het waait erg hard
3. Iemand is iets. zijn, worden, lijken, blijven…
Bijvoorbeeld: Mark is bakker. Roos wordt juffrouw.
4. Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.
Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.
TT: Ik loop naar school. VT: Ik liep naar school.



Slide 5 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
De persoonsvorm is altijd een werkwoord, maar soms staan er meerdere werkwoorden in een zin. De werkwoorden in de zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet: alle werkwoorden samen noemen we het werkwoordelijk gezegde. Een werkwoordelijk gezegde kan ook uit 1 werkwoord bestaan.

Slide 6 - Diapositive

Het werkwoordelijk gezegde
Stappenplan:
1. Wat is de persoonsvorm in de zin?
2. Staan er nog meer werkwoorden in de zin?
3. Al die werkwoorden samen = het werkwoordelijk gezegde!


Soms is er alleen een persoonsvorm, en geen andere werkwoorden. Dan is de persoonsvorm tegelijk het werkwoordelijk gezegde.

Dus:
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 1 of meer werkwoorden: de persoonsvorm + soms het voltooid deelwoord + soms het hele werkwoord


Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm
  1. Maak de zin vragend
  2. Zet de zin in een andere tijd
  3. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom) 

Slide 8 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Paragraaf 3.4 (grammatica) opdrachten 11 en 12
Paragraaf 3.5 (grammatica) opdrachten 13a en 13b

Slide 9 - Diapositive

Wat is de PV?
Hoeveel werkwoorden zie je?
1. Hij heeft de hele avond televisie gekeken.                               De pv is:          Het wwg is dan:
2. Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.                      De pv is:          Het wwg is dan:
3. Ronald wil graag met je meerijden.                                          De pv is:          Het wwg is dan:
4. Hij stond zeker een uur te wachten                                          De pv is:          Het wwg is dan:
5. Hij had daar moeten staan.                                                      De pv is:          Het wwg is dan:
6. Zij wast zich elke dag.                                                              De pv is:          Het wwg is dan:

Slide 10 - Diapositive

Zelf aan de slag
Wat
Oefenblad in its Learning
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Vraag de docent
Hoe lang
15 minuten
Klaar?
Door met Paragraaf 3.5, grammatica: opdrachten 13a, 13b

Slide 11 - Diapositive

Afsluiten
* Hoe vinden we de persoonsvorm?
* Hoe noemen we alle werkwoorden samen?
* Volgende les: zelfstandig naamwoord
* Huiswerk blijft hetzelfde; probeer je fouten te verbeteren. Oefenblad volgende keer inleveren.

            Paragraaf 3.4 opdrachten 11 en 12 (helemaal)
            Paragraaf 3.5 opdrachten 13a en 13b: opdrachten 13.1 tot en met 13.10
Oefenblad

Slide 12 - Diapositive

Oefenblad

Slide 13 - Diapositive