Vraagwoorden: TM lesson 1B

Check-up
How are you today? 


1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Check-up
How are you today? 


Slide 1 - Diapositive

Today's Planning
Wat gaan we doen? Vandaag gaan jullie leren hoe je vragen moet stellen in het Engels.
Waarom?  Omdat je morgen een email gaat schrijven aan een penvriend waarin je Engelse vragen gaat stellen.
Hoe? Met LessonUp
Hoeveel tijd?  45 minuten.
Hulp nodig? Ask three before me 
Uitkomst? Wat doen we ermee?  Door een LessonUp quiz te doen kun je gelijk zien hoe het gaat en wat je nog niet goed snapt. 
Klaar? Dit duurt de hele les

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
At the end of this lesson

  • Kan ik kloppende vragen stellen in het Engels

- Je kan het werkwoord 'to be' (zijn) op de juiste manier gebruiken in een vraagzin
- Je weet wanneer je het hele werkwoord gebruikt in een zin of het werkwoord +s (Shit-regel)
- Je weet wanneer je 'do' of 'does' moet gebruiken 




 

Slide 3 - Diapositive

Now grab your phones!
And login to lessonup.app and fill in the code

Slide 4 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je in het Engels? (er zijn er 7)
Question words

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

Vragen stellen in het Engels
Hoe doe je dat eigenlijk? 

Slide 7 - Diapositive

Het werkwoord 'to be', oftewel 'zijn
Ik ben                        I am
Jij bent                      You are
Hij/zij/het zijn         He/she/it is
wij zijn                      We are
Jullie zijn                   You are 
Zij zijn                       They are 

Am/are/is komt altijd aan het begin van een zin als je een vraag stelt. 

Slide 8 - Diapositive

Some examples
The teacher are you? ->          
Robert is always on time?  -> 
You are at the cinema?  ->    
From England are you? ->  
I am tired? ->



Slide 9 - Diapositive

Do and Does
Als er geen am/is/are of can in de zin staat, maar een ander werkwoord dan zet je er do of does voor: 

Je gebruikt do bij I, you, we en they

Je gebruikt does bij: he/she/it (shit-regel, + es remember?

LET OP: als je een vraagzin maakt dan haal je de -s van het werkwoord af. 

Slide 10 - Diapositive

Some examples
Watch I television every evening? ->
Does they water the plants? ->
Take we the bus on sunday? ->
He drinks tea in the morming?
Do Kim likes to play tennis?
Do our grandma cook very well?




Slide 11 - Diapositive

Maak vragend: Abel is in Germany

Slide 12 - Question ouverte

Maak vragend: Annie is in England

Slide 13 - Question ouverte

Maak vragend: the boys are back in town

Slide 14 - Question ouverte

Maak vragend: the girls are at the disco

Slide 15 - Question ouverte

Maak vragend: it is snowing outside

Slide 16 - Question ouverte

Maak vragend: it is raining outside

Slide 17 - Question ouverte

Maak vragend: the children go to school everyday

Slide 18 - Question ouverte

Maak vragend: the dogs sleep at the dog hotel

Slide 19 - Question ouverte

Maak vragend: He likes to surf

Slide 20 - Question ouverte

Maak vragend: she likes to dance

Slide 21 - Question ouverte

I am tired

Slide 22 - Question ouverte

I am happy

Slide 23 - Question ouverte

Maak vragend: wat is Ahmed aan het doen?
A
What is Ahmed doing?
B
Ahmed is doing what?
C
Ahmed, what is he doing?

Slide 24 - Quiz

Maak vragend: wat is jouw naam?
A
Your name is what?
B
Do you have a name?
C
What is your name?

Slide 25 - Quiz

Maak vragend: hoe gaat het met jullie kip?
A
The chicken is doing how?
B
How is your chicken doing?
C
The chicken does what?

Slide 26 - Quiz

Maak vragend: hoe oud ben jij?
A
Are you old?
B
Is you old?
C
How old are you?

Slide 27 - Quiz

Maak vragend: wat vind jij ervan?
A
What do you think?
B
Do you think what?
C
Are you thinking something?

Slide 28 - Quiz

Maak vragend: wat zijn jouw hobby's?
A
Hobbies?
B
Are you doing hobbies?
C
Hobbies you have?
D
What are your hobbies?

Slide 29 - Quiz

Weet je nu hoe je vragen moet stellen in het Engels?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 30 - Quiz

Weet je nu hoe je vragen moet stellen in het Engels?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 31 - Sondage

Weet je nu hoe je het werkwoord 'to be' (zijn) moet gebruiken in een vraagzin?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 32 - Sondage

Weet je nu wanneer je het hele werkwoord moet gebruiken of het werkwoord met een -s erachter?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 33 - Sondage

Weet je nu wanneer je do of does moet gebruiken in een vraagzin?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 34 - Sondage

Lesdoel
At the end of this lesson

  • Kan ik kloppende vragen stellen in het Engels

- Je kan het werkwoord 'to be' (zijn) op de juiste manier gebruiken in een vraagzin
- Je weet wanneer je het hele werkwoord gebruikt in een zin of het werkwoord +s (Shit-regel)
- Je weet wanneer je 'do' of 'does' moet gebruiken 




 

Slide 35 - Diapositive

End of the lesson
1. Spullen opruimen (put away your things)
2. Blijven zitten en wachten tot de bel gaat (stay seated until the bell rings)
3. Stoel aanschuiven (pull in your chair)
4. Telefoons pakken (get your phones)
5. Bye, see you next lesson!

Slide 36 - Diapositive