Hfst 6 : Nederland en de wereld na 1945

Nederland en de wereld na 1945.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Nederland en de wereld na 1945.

Slide 1 - Diapositive

Wat was een oorzaak van de snelle wederopbouw?
A
De lage lonen
B
De Marshallhulp
C
De toenemende handel
D
Uitbreiding van de Rotterdamse haven

Slide 2 - Quiz

Jaren '50
Jaren '60
consumptie
maatschappij
lage lonen
Tweede feministische golf
Hippies
Nozems
Zuinig leven

Slide 3 - Question de remorquage

Wat was voor de VS geen reden om Marshallhulp te bieden?
A
De Verenigde Staten wilden zo voorkomen dat West- Europa communistisch werd.
B
De Nederlandse regering zou anders economische hulp vragen aan de Sovjet-Unie.
C
De landen die hulp kregen, werden bondgenoten.
D
Met een welvarend Europa konden de Verenigde Staten beter handelen.

Slide 4 - Quiz

Nederlanders werkten hard voor       
om het land weer op te bouwen. Voor het herstel van de economie was de groei van
belangrijk. Nederland kreeg
van de Verenigde Staten door
de export
economische steun
Het Marshallplan
een laag loon

Slide 5 - Question de remorquage

Amerikanisering

Jongerencultuur
Tweede Feministische Golf

Slide 6 - Question de remorquage

Welke zin past bij het begrip 'verzuiling' ?
A
Alle arbeiders waren lid van dezelfde vakbond.
B
De meeste protestanten lazen een katholieke krant.
C
Katholieke fabriekseigenaren en katholieke arbeiders behoorden tot dezelfde zuil.
D
Vrouwen hoorde tot de ene zuil, mannen tot de andere.

Slide 7 - Quiz

Welke hoort NIET bij de verzuiling?
A
Liberalen
B
Katholieken
C
Arbeiders
D
Socialisten

Slide 8 - Quiz

Wat is ontkerkelijking?
A
Steeds meer mensen geloven in God.
B
Steeds meer mensen gaan bij een kerk horen.
C
Steeds minder mensen geloven in God.
D
Steeds minder mensen gaan bij een kerk horen.

Slide 9 - Quiz

Affiche uit 1945 om mensen aan te
moedigen
samen te werken in de Amsterdamse haven.

Welk begrip past bij deze bron?

A
Burgeroorlog
B
Marshallplan
C
wederopbouw
D
wapenwedloop

Slide 10 - Quiz

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waarin de regering zorgt voor mensen die ziek, gehandicapt, oud of werkloos zijn.
B
Een land waarin de mensen die er wonen heel gelukkig zijn, ook al zijn ze ziek, oud, gehandicapt of werkloos
C
Een regering die heel goed voor zichzelf zorgt en andere aan hun lot .overlaat
D
Een staat die zorgt voor goede snelwegen, bruggen, spoorlijnen, zodat de handel kan groeien.

Slide 11 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste kolom:
Eerste Feministische Golf
Tweede Feministische Golf
Algemeen vrouwenkiesrecht
Toegang tot hoger onderwijs/ middelbare school.
Betere huishoudelijke apparaten.
De vrouw blijft handelingsonbekwaam.
Aletta Jacobs
recht op abortus

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is een jeugdcultuur?
A
Cultuur van jonge mensen die anders is dan de cultuur van hun ouders
B
Een cultuur die past bij het land waarin je woont
C
Dat is dat iedereen dezelfde normen heeft
D
Ouders willen ook graag jong blijven.

Slide 13 - Quiz

Wat is een oorzaak voor het ontstaan van jeugdculturen?
A
Jongeren zetten zich steeds meer af en deden waar ze zin in hadden
B
jongeren waren lager opgeleid dan hun ouders
C
Door radio en televisie kregen jongeren andere ideeën dan hun ouders
D
Steeds meer jongeren gingen op zondag naar de kerk

Slide 14 - Quiz

Om welke redenen past een jeugdcultuur niet bij de periode van de wederopbouw maar wel bij de periode rond de jaren 1960?
A
Direct na de oorlog moesten alle jongeren naar school.
B
In de periode van de wederopbouw hielden jongeren niet van mode of muziek.
C
In de periode van de wederopbouw waren zuinigheid en gehoorzaamheid belangrijk.

Slide 15 - Quiz

Asielzoekers zijn vaak afkomstig uit oorlogsgebieden.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Elke vluchteling mag in Nederland blijven wonen.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Een asielzoeker vraagt om bescherming.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Veel mensen kwamen in de 20e eeuw naar Nederland, welk antwoord staat in goede volgorde.
A
eerst Molukkers, dan Italianen, dan Marokkanen, ten slotte asielzoekers
B
eerst asielzoekers, dan Italianen, dan Spanjaarden, ten slotte Molukkers
C
eerst Surinamers, dan Spanjaarden, dan asielzoekers, ten slotte Molukkers
D
eerst Marokkanen, dan Italianen, dan Spanjaarden, ten slotte asielzoekers

Slide 19 - Quiz

Asielzoekers en vluchtelingen komen terecht in opvangcentra.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Geef drie redenen waarom mensen immigreren naar een ander land.

Slide 21 - Question ouverte

Wat wilden vrouwen uit de tweede
feministische golf met deze poster
bereiken?
A
Dat ze een betere scholing krijgen op het gebied van huishouden
B
De mogelijkheid om ook door te leren
C
Dat mannen in de huishouding hetzelfde doen als vrouwen
D
Dat vrouwen er zelf voor kiezen om door te leren.

Slide 22 - Quiz

In deze bron staan
feiten/meningen
A
feiten
B
meningen

Slide 23 - Quiz

Welk begrip past bij deze bron?
A
Automatisering
B
Mondialisering
C
Mechanisatie
D
Wereldeconomie

Slide 24 - Quiz

Wat is geen oorzaak van individualisering?
A
mensen hebben steeds meer geld
B
De sociale controle door familie en collega's neemt af
C
Steeds meer mensen krijgen een goede opleiding
D
Het geloof en de kerk worden steeds belangrijker

Slide 25 - Quiz

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wonen steeds meer mensen alleen. In 1995 woonden 1,8 miljoen mensen tussen 18 en 65 jaar alleen. Vorig jaar waren dit er 1,4 miljoen. Waar heeft dat mee te maken?
A
de automatisering
B
de individualisering
C
de mechanisering
D
de mondialisering

Slide 26 - Quiz

In welk jaar ontstond de Europese Unie?
A
1980
B
1983
C
1990
D
1993

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je het bestuur van de Europese Unie, die in Brussel zetelt?
A
Europees Parlement
B
Tweede Kamer
C
Brussels Parlement
D
Kamer van de Europese Unie

Slide 28 - Quiz

Met welke munten wordt in 2017 betaald in één of meerdere landen van de Europese Unie?
A
Pond (£) en Euro (€)
B
Gulden en Euro (€)
C
Euro (€)
D
Gulden (ƒ)

Slide 29 - Quiz

De belangrijkste instelling van de Verenigde Naties heet de Veiligheidsraad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

De Verenigde Naties zijn opgericht in
A
1945
B
1918
C
1850
D
1980

Slide 31 - Quiz

Wat is het doel van de Verenigde Naties?
A
Armoede bestrijden wereldwijd
B
Het communisme bestrijden wereldwijd
C
Voor vrede zorgen én bewaren wereldwijd
D
Het kapitalisme bestrijden wereldwijd

Slide 32 - Quiz