Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Les 6: Taal en woordenschat p81
Tekst
Slide 1 - Diapositive
WIT WIT WIT WIT WIT WIT
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Je leert hoe jouw brein woorden opslaat.
Je herhaalt hoe je de betekenis van nieuwe woorden kunt achterhalen.
Je leert hoe priming inspeelt op het netwerk van woorden in ons brein.
Slide 3 - Diapositive
Een team van K.U.Leuven onderzocht meer dan 45000 woorden bij een studie over woordassociaties. Welke woorden associeer jij spontaan met deze woorden?
associatie = ?
verband, verbinding
Slide 4 - Diapositive
Waaraan denk je bij het volgende woord?
Antwoord met één woord.
Slide 5 - Diapositive
ZOET
Slide 6 - Carte mentale
ROOD
Slide 7 - Carte mentale
Vergelijk de associaties die je gemaakt hebt. Noteer telkens de drie geassocieerde woorden die het vaakst in de klas voorkomen.
Zijn er gelijkenissen?
Slide 8 - Diapositive
Hoe ontstaat een netwerk van associaties?
= Mentaal lexicon
Woorden staan nooit op zichzelf, ze roepen altijd associaties op met andere woorden. Die woorden roepen op hun beurt ook weer associaties op. Zo kan je een netwerk van associaties tekenen, waarin alle woorden met elkaar verbonden zijn.
Slide 9 - Diapositive
p81
Slide 10 - Diapositive
Waarom zijn vroeg geleerde woorden belangrijk in de opbouw van het metaal lexicon?
Een kind begint met een heel kleine set van woorden. Wat er vervolgens gebeurt, kan je vergelijken met iets wat je vaak ziet gebeuren in de economie: iemand die veel geld heeft, trekt ook veel geld aan, en iemand die veel connecties heeft, trekt veel nieuwe connecties aan. Woorden die centraal zijn, komen dus steeds centraler te staan. De betekenis van later geleerde woorden wordt opgehangen aan de betekenis van woorden die er al zijn. Anders bevinden die zich in het luchtledige. Daardoor nemen die vroege woorden een speciale positie in.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Op basis waarvan zouden de volgende woorden met elkaar geassocieerd kunnen worden? Kun je het rijtje aanvullen?
a korrelhagel – nevel – tornado – warmtefront – …
b spel – wedstrijd – game – potje – …
c aquaduct – aquarium – aquarel – aquagym – …
p82
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Mentaal lexicon
- netwerk van associaties
- hiërarchie
- woordveld op basis van relaties
synoniemen bv. lopen - rennen
homoniemen bv. bank - bank
antoniemen bv. donker-licht
polysemie bv. pad: smalle weg, figuurlijke levensweg, route in pc