19.09.24 Reading Texts/ Dictionary

Friday
20 September 2024
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Friday
20 September 2024

Slide 1 - Diapositive

Lesson plan
Recap:
  • How to use the dictionary


Slide 2 - Diapositive

My goal - our goals
Aan het einde van deze les...
...weet ik hoe je een E-N woordenboek kunt gebruiken tijdens het lezen

Slide 3 - Diapositive

Dictionary 
When & why should I (you) use the dictionary?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Types of dictionaries 
  • English > Dutch 
  • Dutch > English
  • English > English 

Slide 6 - Diapositive

When I do not know a word, I .... use a dictionary
never
hardly ever
sometimes
often
very often

Slide 7 - Sondage

Wanneer gebruik je een woordenboek?
niet:
- voor elk onbekend woordje
- in elke zin

wel:
- als het nodig is om de vraag te begrijpen/ beantwoorden
- wanneer je anders een heel stuk niet begrijpt

Slide 8 - Diapositive

Hoe 'lees' je een woordenboek? 

1. Het woord


2. De uitspraak van het woord.
3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld: zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoor.
5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt.

Slide 9 - Diapositive

Pronunciation
Pronunciation = uitspraak.      Dit staat vaak tussen /     /.
Zoek de uitspraak van de volgende woorden:

1. Paprika

2. Horrendous

timer
4:00

Slide 10 - Diapositive

Pronunciation
Pronunciation = uitspraak.      Dit staat vaak tussen /     /.
Zoek de uitspraak van de volgende woorden:

1. Paprika
[ˈpaprɪkə, /pəˈpriːkə]

2. Horrendous
[hɒˈrɛndəs]   - extremely unpleasant, horrifying, or terrible

Slide 11 - Diapositive

Stam van het woord
It was extremely  cold outside.   >  stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                                      >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk


Slide 12 - Diapositive

Why abbreviations matter...
Wattah? Abbreviations zijn afkortingen en ze geven woordsoorten aan. Waarom belangrijk?

Side
Side ((zn.) zelfstandig naamwoord, betekent zjide / kant);
to side ((ww.) werkwoord, betekent partij kiezen / staan naast)

Slide 13 - Diapositive

Hoe 'lees' je een woordenboek?

1. Het woord


2. De uitspraak van het woord.
3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld: zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoor.
5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt.

Slide 14 - Diapositive

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:

  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Aan het begin van het woord /de woord(beschrijving) zie je altijd de afkortingen.
  • Gebruik de gidswoorden bovenaan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Let op welke vertaling (het best) past in de context.
  • Zoek naar de stam van het woord.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Now translate with the help of your dictionary
1. I'm breaking up with you, pack your bags!
2. Pack one bag for the trip.
3. We are hunting with a pack of hounds.
4. The printer has packed up again.

A hound is a type of hunting dog
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Answers:
1. I'm breaking up with you, pack your bags! (pak je spullen / ga weg)
2. Pack one bag for the trip. (pak één tas in)
3. We are hunting with a pack of hounds. (meute jachthonden)
4. The printer has packed up again. (is er weer mee opgehouden)

Slide 18 - Diapositive

What if you can't find a word?
Woord in meervoud? Staat bij enkelvoud.
Children  staat bij child.

Vervoegd werkwoord?  Staat bij de originele vorm van het werkwoord.
Thought staat bij to think








Slide 19 - Diapositive

How do I find the meaning to proverbs?
Useful tip:
Search your dictionary for the most important 
word in the proverb. It's often a verb  (ww)!

"to call it a day"               "to wrap your head around something"       "it's not rocket science"
ophouden met                  iets ingewikkelds begrijpen                         het is niet ingewikkeld
werken aan iets                                                                                                                             

Slide 20 - Diapositive

"to hit the sack"

Slide 21 - Question ouverte

1. de woordsoort van het woord (bijvoeglijk naamwoord, zelfs. nw).
2. de betekenis van het woord.

Taught - singles - missed - detergent - brushes - imprisonment
twiddle
timer
5:00

Slide 22 - Question ouverte

1. De woordsoort van het woord (bijvoeglijk naamwoord, zelfs. nw).
2. De betekenis van het woord.
Taught: ww., verleden tijd van ‘teach”
Singles: znw. meervoud van ‘single’
Missed: ww., verleden tijd van ‘miss”
Detergent: [dɪˈtəːdʒ(ə)nt] zn, wasmiddel
Brushes: znw. meervoud van ‘brush’
Imprisonment: znw. gevangenschap. celstraf
Twiddle: (znw)1 draai, krul, kronkel 2 twiddle
twiddle: (ww.)1 zitten te draaien (met/aan), spelen (met), friemelen (met): twiddle one's thumbs duimendraaien, luilakken, niksen

Slide 23 - Diapositive

Goal check
  • I know how to use a dictionary
  • I know when to use a dictionary
  • I know what all the elements of a word
  • I have practised using a dictionary.


Slide 24 - Diapositive

Friday
20 September 2024

Slide 25 - Diapositive

Lesson plan
Recap:
  • How to use the dictionary
  • Reading Strategies


Slide 26 - Diapositive

My goal - our goals
Aan het einde van deze les...
...weet ik hoe je leesstrategieën kunt toepassen tijdens het lezen

Slide 27 - Diapositive

Hoe 'lees' je een woordenboek? 

1. Het woord


2. De uitspraak van het woord.
3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld: zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoor.
5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt.

Slide 28 - Diapositive

Before reading a text you can:
 Preview a text: 
  • Subject
  • Pictures
  • Main title
  • Subheadings
  • Authors



Slide 29 - Diapositive

Reading strategies 
Scanning
To find specific information

Skimming
To understand the topic and the main points

Intensive reading 
To understand exactly what the writer means. 

Slide 30 - Diapositive

Reading strategies 
Scanning gebruik ik als...

Skimming gebruik ik als...

Intensive reading gebruik ik als...

Slide 31 - Diapositive

Practise Reading
Reading strategies

Slide 32 - Diapositive

Vraag 1
 ‘so they can take their dogs to work with them.’

Wat zou hier het voordeel van zijn volgens de tekst?
Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

‘so they can take their dogs to work with them.’

Wat zou hier het voordeel van zijn volgens de tekst?
Geef antwoord in het Nederlands

Slide 35 - Question ouverte

Antwoord
 maximumscore 1
een antwoord met de volgende strekking:
dat de sfeer (op het werk) verbetert / dat er beter gewerkt wordt

Opmerking:
Voor een vertaling van het citaat geen scorepunt toekennen.

Slide 36 - Diapositive

Vraag 2
 ‘Flatly refuse the shoes’ (titel)
Welke reden geeft de schrijver voor dit advies?

A  Het staat nogal ordinair bij de meeste vrouwen.
B  Je kunt er alleen op lopen als je gespierd bent.
C  Ze zijn buitengewoon ongemakkelijk in het gebruik.

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

‘Flatly refuse the shoes’ (titel)

Welke reden geeft de schrijver voor dit advies?
A
Het staat nogal ordinair bij de meeste vrouwen.
B
Je kunt er alleen op lopen als je gespierd bent.
C
Ze zijn buitengewoon ongemakkelijk in het gebruik.

Slide 39 - Quiz

Vraag 3
Kies bij___3____ in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven
mogelijkheden.

A  for example
B  however
C  likewise
D  therefore

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Kies bij___3____ in alinea 1 het juiste antwoord uit de
gegeven mogelijkheden.
A
for example
B
however
C
likewise
D
therefore

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive

vraag 4
Kies bij __4____ in alinea 3 het juiste antwoord uit de gegeven
mogelijkheden.

A  isolating
B  promoting
C  protecting
D  researching 

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Kies bij __4____ in alinea 3 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
isolating
B
promoting
C
protecting
D
researching

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Diapositive

vraag 5
Kies bij ___5___ in alinea 5 het juiste antwoord uit de gegeven
mogelijkheden.

A  apologise to
B  blame
C  thank
D  worry about 

Slide 48 - Diapositive

Kies bij ___5___ in alinea 5 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
apologise to
B
blame
C
thank
D
worry about

Slide 49 - Quiz

Exam Unit Reading
Chromebook - Exam Unit  1+2 

If you need, use the dictionary!


Slide 50 - Diapositive