LES 6 - TAALVERZORGING (VERVOLG)

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • kan ik de persoonvorm in een zin vinden.
  • kan ik het onderwerp in een zin vinden.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • kan ik de persoonvorm in een zin vinden.
  • kan ik het onderwerp in een zin vinden.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Wat weet je (nog) over
de persoonsvorm?

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie persoonsvorm



In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Noteer in je schrift!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

aanpast aan het onderwerp.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Noteer in je schrift!

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:


  1. Je maakt een vraag van de zin. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
  2. Je zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm

Ik ga vandaag naar school.

» Ga ik vandaag naar school?
Ik ga vandaag naar school.

» Ik ging vandaag naar school.
Noteer in je schrift!

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Mohamed heeft last van hooikoorts
A
Mohamed
B
heeft
C
heeft last
D
hooikoorts

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Kostas kon gisteren niet naar school.
A
Kostas
B
kon
C
gisteren
D
niet naar school

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Bahar zat veel te kletsen
A
Bahar
B
kletsen
C
zat
D
zat te kletsen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Yunus krijgt later nog tabbladen.
A
Yunus
B
tabbladen
C
krijgt
D
later

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jawad had laatst een blessure.
A
Jawad
B
blessure
C
laatst
D
had

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De meester van groep 8 regelt de eindmusical.
A
De meester
B
De meester van groep 8
C
regelt
D
de eindmusical

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonvorm in deze zin?
Waar heb jij die leuke tas gekocht?
LET OP!
De persoonsvorm moet een werkwoord zijn.
A
Waar
B
heb
C
jij
D
gekocht

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Loop jij even met mij mee?
A
Loop
B
jij
C
even
D
mee

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bakker bakt zijn broden bruin.
A
De bakker
B
bakt
C
broden
D
bruin

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie onderwerp


Nu je de persoonsvorm weet te vinden, kun je op zoek naar het onderwerp.


Het onderwerp (o) van een zin hoort bij de persoonsvorm.

Een zin vertelt wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. 

LET OP!
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
Noteer in je schrift!

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie onderwerp
Hoe vind je het onderwerp?

1. Zoek de persoonsvorm (pv).
2. Zoek het onderwerp (o):

» Zet 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm en je weet wat het onderwerp is. 

Ik ga vandaag naar school.

» Wie/wat gaat?

» Ik
Noteer in je schrift!

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Loop jij even met mij mee?
A
Loop
B
jij
C
even
D
mee

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar heb jij die leuke tas gekocht?
A
Waar
B
heb
C
jij
D
gekocht

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bakker bakt zijn broden bruin.
A
De bakker
B
bakt
C
broden
D
bruin

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De meester van groep 8 regelt de eindmusical.
A
De meester
B
De meester van groep 8
C
regelt
D
de eindmusical

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ging het maken van de opdrachten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik op het vakje dat op dit moment bij jou past
Ik weet nog niet hoe ik de persoonvorm kan vinden.
Ik weet een beetje hoe ik de persoonsvorm kan vinden.
Ik weet hoe ik de persoonsvorm kan vinden.

Slide 22 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik op het vakje dat op dit moment bij jou past
Ik weet nog niet hoe ik het onderwerp kan vinden.
Ik weet een beetje hoe ik het onderwerp kan vinden.
Ik weet hoe ik het onderwerp kan vinden.

Slide 23 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions