Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
H3 Pulsar T3
Paragraaf 3, Elektriciteit gebruiken
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Je leert:
wat vermogen inhoudt en hoe je daar mee kunt rekenen
wat energieverbruik inhoudt en hoe je daar mee kunt rekenen
Slide 3 - Diapositive
indeling van de les
opstarten
uitleg
in de les: Formuleblad maken
werken aan weektaak:
Lees par. 3.3
Maak opgave 1 t/m 25
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Wat is elektrisch vermogen?
De hoeveelheid elektrische energie die per seconde wordt omgezet in een andere vorm van energie.
Symbool: P
Eenheid: Watt (W)
Slide 6 - Diapositive
Vermogen
Symbool is P (Power)
Wordt uitgedrukt in W (Watt)
Vermogen = Spanning (in V) x Stroomsterkte (in A)
P = U x I
Slide 7 - Diapositive
Wat is het symbool voor vermogen?
A
V
B
I
C
P
D
U
Slide 8 - Quiz
Welke formule gebruik je om het VERMOGEN te berekenen?
A
P = U : I
B
E = P x t
C
U = I x R
D
P = U x I
Slide 9 - Quiz
Wat is de eenheid die hoort bij VERMOGEN?
A
A
B
V
C
cm
D
W
Slide 10 - Quiz
Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand
Slide 11 - Quiz
Op een lampje staat: 6V;100 mA, P = U x I Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W
Slide 12 - Quiz
Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
Verm = 12 V x 2A = 24W
B
Verm = 230 V x 1A = 230W
C
Verm = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
Verm = 230 V x 0.2A = 46W
Slide 13 - Quiz
Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep. Hoe groot is de totale vermogen in kW?
A
P = 2180 kW
B
P = 2,140 kW
C
P = 2,180 kW
D
P = 2140 kW
Slide 14 - Quiz
Kilowattuur-meter
Slide 15 - Diapositive
Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh
kilo Watt hour (uur)
Slide 16 - Diapositive
Energieverbruik = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energieverbruik =
1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energieverbruik =
1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energieverbruik =
1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energieverbruik =
1 x 1.30 = 1.3 kWh
Slide 17 - Quiz
Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW
Slide 18 - Quiz
E berekenen
E = P x t
E = Energiegebruik in kWh
P = Energie (power) in Watt
t = tijd in uren
Slide 19 - Diapositive
Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P*t
A
W
B
kW
C
P
D
E
Slide 20 - Quiz
E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid verbruikte energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 21 - Quiz
Met welke eenheid meten we spanning
A
ampère
B
vermogen
C
volt
D
watt
Slide 22 - Quiz
I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 23 - Quiz
Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.
Slide 24 - Quiz
Hoe schrijf je het op de juiste manier op? De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A
Slide 25 - Quiz
Aan het werk!
Opdracht in de les: maak een formuleblad!
Weektaak:
Lees par. 3.3
Maak opgaves par 3.3
1 t/m 5, 10 t/m 12, 17 t/m 21, 23 t/m 25
Slide 26 - Diapositive
Lesdoelen behaald?
je weet nu
wat vermogen inhoudt en hoe je daar mee kunt rekenen
wat energieverbruik inhoudt en hoe je daar mee kunt rekenen