hst 6 het weer


hst 6 het weer
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon


hst 6 het weer

Slide 1 - Diapositive

6.2: = deels Herhaling hst 1.2

Slide 2 - Diapositive

Herhaling : Hoe ontstaat druk in gassen + berekenen druk
  • Als gasmoleculen botsen op/ tegen een oppervlakte dan oefenen ze kracht uit op dat oppervlakte = druk .
  • Meed meer moleculen die botsen-> grotere druk
  • bij hogere temperatuur bewegen de
    moleculen harder --> grotere gasdruk 

dus: 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

Wat is de eenheid van luchtdruk?
  • De eenheid van druk is N/m2
  • De eenheid voor luchtdruk is Pascal (Pa) of bar.
  • 1 N/m2 = 1 Pa 
  • De "standaard" luchtdruk op aarde is ongeveer:
    100.000 Pa = 1000 hPa   
                                 1000 hPa = 1000 mbar 
                                                         1000 mbar = 1 bar
 (zie binas tabel 1,3 en 6)

  

Slide 6 - Diapositive

Meten van luchtdruk
  • Luchtdruk meet je met een Barometer
  • Bij een hogere luchtdruk wordt het metalen doosje 
      van de barometer meer ingedrukt dan bij een lage
      en beweegt de wijzer naar rechts
  • Meteorologen gebruiken vaak hPa.
  • Automonteurs gebruiken vaak Bar.

Slide 7 - Diapositive

Wat heeft luchtdruk met het weer te maken?
Lagedrukgebied/depressie
  • Opstijgende warme lucht
  • -> aangevuld met lucht uit hogedruk gebied
  • -> ontstaan wind
  • Veel wolken, slechter weer, vaak storm

Hogedrukgebied
  • Dalende koude lucht 
  • Droog en rustig weer (heldere lucht -> in winter vaak vriezen, in zomer zonnig, warm, droog)
Wind beweegt altijd van een  hogedrukgebied naar een lagedrukgebied


Slide 8 - Diapositive

Hoe werkt een weerkaart?
Isobaren: Lijnen met dezelfde
luchtdruk

Liggen isobaren dicht bij elkaar,
-> groot verschil in luchtdruk,
veel wind of zelfs storm

Slide 9 - Diapositive

maken 6.2: 1 t/m 3, 9 c, 12, 13

Slide 10 - Diapositive

programma
  •  bespreken hw
  • uitleg 6.1  (is herhaling klas 2 en hst 1!)
  • uitleg video- opdracht (inleveren na de toetsweek maar nu sneller punten eraf als je te laat inlevert)
  • maken afspraken inhalen hst 4/ herkansen hst 1 of 3!

Slide 11 - Diapositive

Temperatuur (T) meet je in de eenheid oC of K
  • T wordt vaak gemeten met een vloeistofthermometer.
  • in een dunne stijgbuis stijgt de vloeistof meer bij kleine verandering van T -> nauwkeurig af te lezen
  • vaak is de vloeistof gekleurde alcohol

Slide 12 - Diapositive

Om te zorgen dat een thermometer betrouwbaar is moet je hem " ijken". 
Dat doe je zo:
Ijken van een thermometer volgens Celsius
Andere temperatuurschalen:
  • Fahrenheit (USA veel gebruikt)
  • Kelvin (natuurkundige eenheid)

Slide 13 - Diapositive

Temperaturen omrekenen:  oC naar K en andersom
  1. schets een thermometer
  2. noteer links     0 oC en 100oC op de juiste hoogte
  3. noteer rechts 0 K helemaal onderin
  4. zoek in Binas op wat absolute nulpunt in oC is (tabel 1)
  5. vul dat (-273 oC) links in en dan zie je vanzelf:
  6. van Celsius naar Kelvin is + 273 en andersom -273
  7. Let op: lager dan 0 Kelvin kan niet!!!!

Slide 14 - Diapositive

Verschillende soorten thermometers
  1. kwikthermometer (niet meer gebruikt ivm giftig) 
  2. vloeistofthermometer 
  3. digitale thermometer (b.v. koortsthermometer)
  4. bimetaalthermometer (vaak in oude ovens)
  5. infraroodthermometer (koortsthermometer voor 
    in oor meting veel gebruikt door artsen)
1
2
2
3
4
4
5

Slide 15 - Diapositive

Meetbereik: bepaalt welke thermometer je gebruikt 
Meetbereik - Verschil tussen de laagste en de hoogste waarde.

Slide 16 - Diapositive

video-opdracht het weer
  • weerbericht opnemen over 1 van deze onderwerpen: (luchtdruk/ ontstaan van neerslag/ ontstaan bliksem ). 
  • onderwerpen worden door docent over groepjes verdeeld maar jullie kunnen in overleg met de docent onderling van onderwerp ruilen.
  •  in het filmpje moeten jullie minstens 1 proefje laten zien en elk groepslid moet een stuk van de uitleg verzorgen. 
  • Groepjes kunnen uit 2 of 3 personen bestaan.

Slide 17 - Diapositive

eisen:  weerbericht:
  • uitleg theorie luchtdruk en invloed op weer/ontstaan van neerslag/ ontstaan van bliksem
  • minimaal de begrippen in hst 6 tekstboek bij deze onderwerpen genoemd worden moeten in de uitleg van de theorie in de video 
  • min. 1 proefje over jullie onderwerp goed/duidelijk uitgevoerd 
  • de uitleg van het proefje.
  • elk groepslid legt iets uit op video! (2 of 3 pers in 1 groepje)
  • inleveren: filmpje + ingevulde rubric samenwerken zelf en 1 ander

Slide 18 - Diapositive

programma 2 juni
  • Bespreken hw opdracht omrekenen Celsius naar Kelvin eao 2 min
  • Vragen hst 1?                                                                         10 min
  • Maken oefentoets in stilte                                                       20 min
  • Inventarisatie te bespreken opdr                                              5 min
  • Indelen groepen/onderwerpen video-opdracht het weer          8 min
     2 a 3 x luchtdruk en invloed op weer/4 a 5 x ontstaan neerslag/4 a 5 x ontstaan bliksem
  • Hw: leren hst 2 (geen formules) + geo + potlood mee

Slide 19 - Diapositive

Neem deze opdracht over en maak in je schrift:
0oC = .......K
115 K =.......oC
-13oC =......K
-20 K =....oC
Uitwerkingen + aanpak
1. Binas tab. 1 absolute nulpunt 0K = -273oC
2. Teken een snelle thermometer en zet 
    deze waardes ernaast
3. Ook voor 0oC en 100oC
    dan zie je vanzelf wanneer er 
    273 bij of af moet
   
0o C = ...273....K
115 K =...388....oC
-13 oC =...260...K
- 20 K=  kan niet

Slide 20 - Diapositive

6.3 Neerslag

Slide 21 - Diapositive

fase(=toestand)overgangen
  • de fase = stofeigenschap = toestand van een stof bij kamertemperatuur  
  • bij hogere temperatuur bewegen moleculen sneller--> meer ruimte nodig--> Van der Waalskracht kleiner --> faseovergang
  • voor rode faseovergangen is warmte nodig bij blauwe faseovergangen komt warmte vrij 

Slide 22 - Diapositive

Hoe ontstaan wolken?
  • Warme lucht stijgt op uit lage drukgebied en bevat veel waterdamp 
  •  Hoger in de lucht is het koud -> dauwpunt wordt bereikt (= punt waarop waterdamp condenseert)-> 
  • Vorming druppels en wolken

Slide 23 - Diapositive

Stapelwolken: wanneer valt regen
  • Basis is donkerder (vlakke onderkant) het bovenste deel met halfronde uitstulpingen is wit.
  • maar er stijgen ook bellen warme lucht
    op die de wolk omhoog duwen->
     stapelen.
  • Als T in de wolk en T in lucht onder wolk
    boven nul zijn, bestaat wolk geheel uit water.
  •  Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Zijn ze groot genoeg, dan vallen ze uit de wolk en regent het.

Slide 24 - Diapositive

Hoe ontstaan sneeuw en hagel
- sneeuw ontstaat doordat waterdamp heel snel afkoelt -> rijpen in plaats van bevriezen -> sneeuwkristallen ontstaan vooral rond kristallisatiekernen
- kristallisatiekernen: deeltje waarop het water makkelijk kan kristalliseren b.v. stof of roet
- hagel ontstaat op grote hoogte als waterdamp afkoelt tot onder - 12 oC
- hele grote hagelstenen ontstaan in wolken met veel luchtstroming 
- de hagelstenen dalen-> ze groeien door contact met waterdamp
- als je hagelstenen doorsnijdt kun je zien hoe vaak dit is gebeurd

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Bimetaal thermometer
  • in bimetaalthermometer zit een strip bestaand uit twee verschillende metalen, meestal ijzer en aluminium
  • beiden hebben een andere temperatuur waarbij ze uitzetten of krimpen
  • ijzer zet bij een hogere temperatuur minder uit dan aluminium
  • strip is opgerold in spiraal
  • temperatuur wordt weergegeven met wijzer

Slide 28 - Diapositive