Quiz H 7, 8 en 9

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 2 - Quiz

De brutowinst is 40% van de omzet. De inkoopwaarde v.d. omzet is €600,-
Hoeveel is de omzet?
A
€1000,-
B
€240,-
C
€360,-
D
€550,-

Slide 3 - Quiz

Wat is het (gewogen) gemiddelde?
Lengte in cm
99
102
103
104
105
106
109
112
Frequentie
1
3
8
3
6
4
2
1
A
103
B
104,46
C
104,50
D
104

Slide 4 - Quiz

Aandeel
Obligaties
Opties
Beleggings-
fondsen
Deelname in eigen vermogen van een bv/nv
Lening aan bedrijf
Van staat of bedrijf
Dividend
Interest
Beleggers met vergelijkbare beleggingsdoelen

Slide 5 - Question de remorquage

Het aandelen rendement is:

A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%

Slide 6 - Quiz

De dividenduitkering door Groko is €2,80 per aandeel. De beurskoers is €37, de nominale waarde is €20,- Bereken het dividend-rendement.
A
7,6%
B
85%
C
45,9%
D
14%

Slide 7 - Quiz

Een marketorder is:
A
Order om aandelen aan te kopen
B
Aankoop van effecten tegen maximale prijs
C
Verkoop van obligaties
D
Order om effecten te (ver)kopen zonder limiet

Slide 8 - Quiz

Wat is een aandelen emissie?
A
Het inkopen van aandelen
B
het uitgeven van nieuwe aandelen
C
het is hetzelfde als een markerorder
D
een grote hoeveelheid aandelen tegelijk verkopen

Slide 9 - Quiz

Waar kan je soms aanspraak op maken bij een huurwoning?
A
Inkomstentoeslag
B
Eigenwoningforfait
C
Huurtoeslag

Slide 10 - Quiz

Wie moet zorgen voor het grootonderhoud aan een huurwoning?
A
Verhuurder
B
Huurder

Slide 11 - Quiz

Siebel woont in een huurwoning. Mag zij zelf beslissen een dakkapel op de woning te plaatsen?
A
Ja, want zij woont in het huis
B
Nee, want zij moet toestemming vragen aan de verhuurder
C
Nee, want zij moet eerst een vergunning aanvragen
D
Ja, want zij is eigenaar van het huis

Slide 12 - Quiz

Welke van de onderstaande partijen heb je per se nodig bij de aankoop van een woning?
A
Makelaar
B
Hypotheekadviseur
C
Bank
D
Notaris

Slide 13 - Quiz

Een bank wil graag zekerheid over de waarde van de woning voordat zij een hypotheek verstrekt.
Wie schakelen zij daarvoor in?
A
Taxateur
B
Makelaar
C
Hypotheekadviseur
D
Notaris

Slide 14 - Quiz

Hoe heten de twee soorten huurwoningen in Nederland?
A
Speciale huur
B
Vrije-sector
C
Sociale huur
D
Open-sector

Slide 15 - Quiz

Welke van de antwoorden hieronder zijn materiële vereisten tot het aangaan van een huwelijk?
A
Beide personen moeten meerderjarig zijn
B
Beide personen moeten ongehuwd zijn
C
Beide personen mogen geen bloedverwant zijn
D
Beide personen mogen geen druk ervaren

Slide 16 - Quiz

Wat is een juridisch gelijke samenlevingsvorm voor het huwelijk?
A
Samenlevingscontract
B
Geregistreerde samenleving
C
Partnerschap contract
D
Geregistreerd partnerschap

Slide 17 - Quiz

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 18 - Quiz

Hoeveel moet je elk jaar aflossen als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000 met 2% rente?
A
€240
B
€12.000
C
€20.000
D
€32.000

Slide 19 - Quiz

Hoe komt het dat je steeds minder rente betaald?
A
Omdat je een steeds hoger bedrag aflost.
B
Omdat je een steeds lager bedrag aflost.
C
Omdat door het aflossen, je schuld steeds kleiner wordt.

Slide 20 - Quiz

Wat is een voordeel van een lineaire hypotheek?
A
In het begin betaal je weinig aflossing.
B
In het begin betaal je weinig rente.
C
In totaal betaal je weinig aflossing.
D
In totaal betaal je weinig rente.

Slide 21 - Quiz

Een bank wil graag zekerheid over de waarde van de woning voordat zij een hypotheek verstrekt.
Wie wordt hiervoor ingeschakeld?
A
Taxateur
B
Makelaar
C
Hypotheekadviseur
D
Notaris

Slide 22 - Quiz

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 23 - Quiz