Nederlands Werkwoordspelling oefenen voor de toets

Nederlands
Oefenen voor de toets
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands
Oefenen voor de toets

Slide 1 - Diapositive

Bij meervoud (meerdere mensen)= hele werkwoord

Slide 2 - Diapositive

Verleden tijd: 't ex kofship
* Als de laatste letter van de stam van het woord in 't ex kofschip zit, dan schrijf je het in de verleden tijd met een 't'. 

* Zit de laatste letter van de stam van het woord NIET in 't ex kofschip, dan schrijf je het in de verleden tijd met een 'd'.

!! de stam van een werkwoord is de ik-vorm van een woord.
   VB. (ik) worden= word, bellen= bel, eissen= eis
    verleden tijd = ik werd-belde-eis

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Dit zijn voorbeelden van STERKE werkwoorden, hier hoef je dus niets met 'd' of 't' te doen

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm in de t.t.
Ik (spelen) bijna nooit games.

Slide 6 - Question ouverte

Persoonsvorm in de t.t.
Hij (zijn) mijn beste vriend.

Slide 7 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
Mijn moeder (halen) mij vandaag van school.

Slide 8 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
(Lopen) jij mee naar de Mac Donalds?

Slide 9 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Henk (fietsen) naar huis.

Slide 10 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Ik (zwemmen) naar de overkant.

Slide 11 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
De leraren (maken) makkelijke toetsen.

Slide 12 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
De juf (geven) ons gisteren veel huiswerk.

Slide 13 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
De juf (geven) ons veel huiswerk op vandaag.

Slide 14 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
Sam (bieden) 100 euro.

Slide 15 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Peter (bloeden) veel na het ongeluk.

Slide 16 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Samantha en ik (geven) veel geld uit aan kleren.

Slide 17 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Suus (bijten) altijd op haar nagels.

Slide 18 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
ze (eten) graag boterhammen, maar nu niet meer

Slide 19 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
Tom (doen) een beetje vreemd.

Slide 20 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
Hij (hebben) veel fratsen.

Slide 21 - Question ouverte

Persoonsvorm t.t.
De juf (gaan) bijna weg

Slide 22 - Question ouverte

Persoonsvorm v.t.
Ze (nemen) op het laatst afscheid.

Slide 23 - Question ouverte