Taaldorp tips & tricks

1 / 19
suivant
Slide 1: Vidéo
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

0

Slide 1 - Vidéo

Hoe zou jij in het Engels zeggen: "Je bent een omgekeerde wortel"?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Vidéo

Tips & tricks to improve your English speaking skills!
Speaking English: Tips & Tricks!
Tijdens Taaldorp moet je in verschillende situaties laten zien dat jij je in het Engels kunt redden. 

Voor ene persoon is dat moeilijker dan voor de andere. Soms is het handig om wat 'trucjes' in huis te hebben om jezelf duidelijk te maken in het Engels. Dat ga je leren in deze les!

Slide 4 - Diapositive

Tip 1: Omschrijf wat je wilt zeggen als je even niet weet wat het woord in het Engels is.
Bijvoorbeeld: Je bent in de kledingwinkel en zoekt het woord voor "stropdas", maar je kunt er niet opkomen!
Wat moet je weten van een stropdas om het uit te kunnen leggen? Klik op het vraagteken voor ideeën.

Hoe ziet het er uit?
Big or small?
Long or short?
Colors?
Patterns?
Materials?

Wie draagt het?
Men or women?
Adults or kids?

Hoe draag je het?
On your feet?
On your hands?
On your head?
Around your neck?

Slide 5 - Diapositive

Wat is eigenlijk
'een stropdas' in het Engels?
A
a bow tie
B
a necklace
C
a tie
D
a laces

Slide 6 - Quiz

Nog een paar manieren om moeilijke woorden te omschrijven. Klik op het vraagteken voor ideeën:
Waar heeft het mee te maken?
clothing?
beauty?
media?
food?
travel?
health?

Wat betekent het?
Leg in Jip & Janneke taal uit wat het betekent.
Waar gebruik je het?
In the kitchen?
In the car?
In the bathroom?
At school/work?
At the hospital?
Wat kun je ermee?
Cut something?
Dress someone?
Eat or drink it?
Travel with it?
Fix things?
Wie gebruikt het?
Parents?
Kids?
Teachers?
Doctors?
Boys or girls?
Men or women?

Slide 7 - Diapositive

Sleep de Engelse omschrijvingen naar het Nederlandse woord dat bij de omschrijving hoort.
een pijnstiller
bellen
aanbevelen
talk
number
phone
pain
stop
pill
good

tip
favourit

Slide 8 - Question de remorquage

Iets omschrijven lukt beter als je tegenovergestelden kent. In het Engels noem je dat opposites. 

Bijvoorbeeld: Je bent bij het reisbureau en je staat op het punt om een reis te boeken. Je vindt de reis te duur, maar je kan even niet op het Engelse woord komen, maar je weet wel wat 'goedkoop' is! Dan kun je ook zeggen: "That is not cheap!" of als je het woord 'cheap' niet kent:"That is too much money."

Slide 9 - Diapositive

Maak setjes van opposites door een blauw woord naar een rood woord te slepen.
round
tall
strong
safe
strange
tight
heavy
arrive
light
dangerous
square
loose
normal
weak
depart
short

Slide 10 - Question de remorquage

Tip 2: Kijk, luister, denk en spreek
zoveel mogelijk Engels.
  • Kijk Engelstalige films en series.
  • Oefen gesprekjes via videobellen met klasgenoten of vrienden.
  • Check YouTube voor interviews met leuke Engelstalige muzikanten, acteurs en andere interessante mensen.
  • Herhaal voor jezelf wat je hoort in video's. Voelt gek, werkt fantastisch!
  • Speel 30 Seconds in het Engels!

Slide 11 - Diapositive

Watching and listening English.

Kijk en luister naar de video op de volgende slide en beantwoord de vragen

Slide 12 - Diapositive

4

Slide 13 - Vidéo

00:24
Wat heeft de mevrouw in dit filmpje besteld?
A
een carpaccio salade
B
een Griekse salade
C
een groente salade
D
een bordje patat

Slide 14 - Quiz

01:34
Waarom wil Joey zijn eten niet delen?
A
Hij is vies van andere mensen.
B
Hij vindt dat iedereen van zijn eigen bord moet eten.
C
Hij krijgt heel snel een allergische reactie als iemand aan zijn eten zit.
D
Hij vindt het vervelend als mensen van zijn bord eten.

Slide 15 - Quiz

02:20
Wat heeft Joey verkeerd ingeschat, volgens zichzelf?
A
Hij wilde gezond doen.
B
Hij dacht dat hij hartige taart zou krijgen.
C
Hij had andere taart verwacht.
D
Hij zit te vol voor cheesecake.

Slide 16 - Quiz

03:11
Wat zegt Joey hier?
A
Zijn date mag hem straks controleren.
B
Hij hoeft niet beslist taart.
C
Hij kan zich best inhouden.
D
Hij vind chocolade helemaal niet zo lekker.

Slide 17 - Quiz

Tip 3: Gebruik 'fillers' als je even tijd nodig hebt
om na te denken!
Let me think about that...
Laat me daar even over nadenken...
Hmm, I don't know!
Hmm, ik weet het niet!
That's a good question.
Dat is een goeie vraag.
How shall I say this...?
Hoe zal ik dit eens zeggen...?
Pardon? / Sorry?
Sorry? (Ik heb u niet verstaan)
...you know...
... weet je... (ook niet te vaak gebruiken, hoor!)
so...
dus... (niet te vaak gebruiken, hoor)
Ah, yes, wel...
Ach, ja, nou...

Slide 18 - Diapositive

Opdracht:
Maak een filmpje waarin jij in het Engels de volgende dingen omschrijft:
* je favoriete gerecht
* je favoriete persoon
* je droomvakantie
* je favoriete outfit

Stuur het filmpje in een privé bericht in Webex naar je docent.

Slide 19 - Diapositive