Spelling les 4

Spelling les 4
Accenten
koppelteken
los of aaneenschrijven
samenstellingen

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spelling les 4
Accenten
koppelteken
los of aaneenschrijven
samenstellingen

Slide 1 - Diapositive

klemtoonteken
-
Als je op een woord de nadruk wilt leggen: 

 ->Dit is echt dé oplossing!
-> Ik heb nog nooit een één gekregen voor een toets.
-> Ik heb dat écht niet gedaan.

Slide 2 - Diapositive

Theorie: Accenten
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt.

Wij gebruiken drie accenttekens in Nederland:
- accent aigu (streepje naar rechts): cliché
- accent grave (streepje naar links): barrière
- accent circonflexe (dakje): enquête
- cedile (komma onder letter): Curaçao

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Is zestien ampere/ampère genoeg?
A
ampere
B
ampère

Slide 5 - Quiz

Haar acné/acne/acnee is soms erg opvallend.
A
acné
B
acne
C
acnee

Slide 6 - Quiz

Hij wilde per se/persé naar de film.
A
per se
B
persé

Slide 7 - Quiz

De enquete/enquête is door de leerlingen opgesteld.
A
enquete
B
enquête

Slide 8 - Quiz

Voilá/voila, daarmee is de les nu volbracht.
A
Voilá
B
Voila

Slide 9 - Quiz

Oké/oke/okee, daar kan ik me nu wel bij neerleggen.
A
Oké
B
oke
C
okee

Slide 10 - Quiz

Koppelteken
Als er twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank kunt uitspreken. 
  • foto-opname, domino-effect
Als getrouwde mensen hun achternaam combineren met die van hun partner.
  • mevrouw Peters-de Groot

Slide 11 - Diapositive

Koppelteken
In samenstellingen met cijfers, letters of symbolen.
  • 65-plusser, kleuren-tv, IQ-test
In samenstellingen die met Sint of St. beginnen.
  • Sint-Nicolaas, sint-jakobsschelp
Bij sommige voor- en achtervoegsels.
  • niet-aflatend, ex-diplomaat, non-alcoholisch, plug-in, back-up
Bij vaste uitdrukkingen die één geheel vormen.
  • huis-aan-huisblad, blijf-van-mijn-lijfhuis, doe-het-zelfzaak

Slide 12 - Diapositive

Koppelteken of geen koppelteken?
A
mbo student
B
mbo-student
C
mbostudent

Slide 13 - Quiz

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Astma-aanval
B
Astmaaanval

Slide 14 - Quiz

Koppelteken?
A
drieëndertig
B
drie en dertig
C
drie-en-dertig

Slide 15 - Quiz

Koppelteken
welk woord moet niet met een koppelteken
A
ex-voetballer
B
ijsco-man
C
tosti-ijzer
D
make-up

Slide 16 - Quiz

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Noordbrabander
B
Noord-Brabander
C
Noord Brabander

Slide 17 - Quiz

Los of aaneenschrijven?

Slide 18 - Diapositive

basisregel
Samengestelde zelfstandige naamwoorden, die en betekeniseenheid vormen, schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar vast. (tenzij klinkerbotsing, dan ....?)

Slide 19 - Diapositive


Slide 20 - Diapositive

Los of aaneenschrijven?
elektro + monteur
A
elektro-monteur
B
elektromonteur

Slide 21 - Quiz

Los of aaneenschrijven?
Stille + Oceaan + gebied
A
Stille Oceaangebied
B
Stille-Oceaan gebied
C
Stille-Oceaangebied

Slide 22 - Quiz

Los of aaneenschrijven?
centrale + verwarming + installatie
A
centrale verwarmingsinstallatie
B
centraleverwarming installatie
C
centraleverwarmingsinstallatie
D
centrale-verwarmingsinstallatie

Slide 23 - Quiz

Los of aaneenschrijven?
rode + bieten + carpaccio
A
rodebietencarpaccio
B
rode bietencarpaccio
C
rodebieten carpaccio
D
rode-bietencarpaccio

Slide 24 - Quiz

Tussenletter in samenstellingen

Slide 25 - Diapositive

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is.
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
C
Het eerste woord heeft niet (alleen) een meervoud op -en.

Slide 26 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en

Slide 27 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 29 - Quiz

Welke onderdelen wil je nog een keer herhalen?
Werkwoord spelling
meervoud & verkleinwoorden
Apostrof & trema
Samenstelling & koppelteken
Leestekens & accenttekens

Slide 30 - Sondage

Aan de slag
2.3 B, C & D
3.3 B & C
4.3 B, C & D
5.3 A, B, C

Slide 31 - Diapositive