Oefenen voor de toets

Oefenen voor de toets
deel 1

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefenen voor de toets
deel 1

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
  • Ik kan de  persoonsvorm, onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Slide 2 - Diapositive

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp te vinden?

Slide 3 - Question ouverte

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 4 - Question ouverte

Noteer van deze zin: pv - ow - wg
De docent geeft de leerling straf.

Slide 5 - Question ouverte

Noteer van deze zin: pv - ow - wg
Bel jij hem even op?

Slide 6 - Question ouverte

noteer van deze zin: pv - ow - wg
De regen heeft voor veel overlast gezorgd.

Slide 7 - Question ouverte

noteer pv - ow - wg - lv
De leerlingen hebben een groot feest georganiseerd.

Slide 8 - Question ouverte

noteer pv - ow - wg - lv
De docent geeft de leerling straf.

Slide 9 - Question ouverte

Spelling
Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Ik kan de persoonsvorm juist schrijven
ik kan het voltooid deelwoord juist schrijven. 

Slide 10 - Diapositive

Neem uit deze zinnen alleen de klankveranderende werkwoorden over.
Dit weekend zijn wij naar Toverland geweest. Ik vind dat een heel leuk pretpark. Ik wil iedereen aanraden om er eens naar toe te gaan.

Slide 11 - Question ouverte

Gisteren ..... (bakken) ik een taart

Slide 12 - Question ouverte

Vorige week ... lachen wij veel om de docent.

Slide 13 - Question ouverte

De jongen is vorig schooljaar ... (verhuizen)

Slide 14 - Question ouverte

De peuter ... (krassen vt) op het blaadje

Slide 15 - Question ouverte

Wat is er hier .... (gebeuren)!

Slide 16 - Question ouverte

Hij ... (onthouden tt) het geheim.

Slide 17 - Question ouverte

De meisjes hebben de koekjes goed ... (bewaren).

Slide 18 - Question ouverte

De buurvrouw .... (bewaren tt) de koekjes in een trommeltje.

Slide 19 - Question ouverte

maak de samenstelling:
aap + trots

Slide 20 - Question ouverte

maak de samenstelling:
maan + schijn

Slide 21 - Question ouverte

maak de samenstelling:
heer + kapper

Slide 22 - Question ouverte

maak de samenstelling:
groente + soep

Slide 23 - Question ouverte

maak de samenstelling:
koning + dag

Slide 24 - Question ouverte

Wat betekent het woord?
Je kunt het fietspad door het bos gemakkelijk vinden, want het is aangeduid met borden.
aangeduid =
A
is van toepassing
B
aanwezig
C
duidelijk gemaakt
D
zijn anders dan

Slide 25 - Quiz

Wat betekent het woord
De hevige storm belemmert het vliegverkeer.
belemmert =
A
deelt uit
B
houdt tegen
C
gevaarlijk
D
is anders dan

Slide 26 - Quiz

Wat betekent het woord.
Hij is een expert in zijn vakgebied.
expert =
A
Iemand die veel geld verdient
B
iemand die hard werkt
C
iemand die ergens veel verstand van heeft
D
iemand die iets goed kan maken

Slide 27 - Quiz

Wat betekent de volgende uitdrukking:
Die taart ziet er heerlijk uit, het water loopt me in de mond.

Slide 28 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een samenstelling

Slide 29 - Carte mentale