HA3b - Monday 9 Dec- unit 3.5: can/could/may/might/to be able to/ to be allowed to

Welcome HA3b!
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome HA3b!

Slide 1 - Diapositive

Planning:
  • Two questions
  • New grammar item
  • to do: unit 3.5 ex. 4 t/m 8
  • homework

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welke GEKLEURDE werkwoorden ken jij al? Weet je ook wanneer je ze gebruikt?

Slide 4 - Carte mentale

Can, could, to be able to, to be allowed to

can = kunnen, mogen of mogelijk zijn. Alleen in present simple gebruiken. Het is waarschijnlijk dat het gebeurt.

could = 'zou kunnen'/ 'zou mogen' of in de verleden tijd (dan betekent het konden/ mochten). iets minder waarschijnlijk dat het gebeurt.

Slide 5 - Diapositive



may = zou mogen of zou kunnen. Nog minder waarschijnlijker.

might = zou (heel) misschien kunnen of zou misschien mogen. bijna onwaarschijnlijk. 

Slide 6 - Diapositive

to be allowed to = 'mogen' of 'toestemming krijgen'. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruiken.

to be able to = "kunnen" of "in staat zijn''. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruiken.

Slide 7 - Diapositive

Iets is mogelijk
> gebruik je can, could, may of might.
Zie vorige slides !
This can be very easy. (Dit kan erg makkelijk zijn.)
This could be very easy. (Dit zou erg makkelijk kunnen zijn.)
This may be very easy. (Dit zou misschien makkelijk kunnen zijn)
This might be very easy. (Dit zou heel misschien makkelijk kunnen zijn

Slide 8 - Diapositive

Vermogen, vaardigheid of mogelijkheid iets te doen
Je kan can, could of to be able to gebruiken.
> Can alleen in de present simple.
> Could wat mogelijk zou kunnen of verleden tijd van can.
> to be able to kan in alle tijden. 


Slide 9 - Diapositive

Toestemming om iets te doen
Je kan hierbij can, could , may of to be allowed to gebruiken, let op dat je:
> Can alleen in de present simple gebruikt.
> could vaak in de verleden tijd van can.
> may is FORMELER dan can.
> to be allowed to kan in alle tijden. 

Slide 10 - Diapositive

Beleefde vraag stellen
Gebruik can, could, may of might. 
Could is  beleefder dan can.
Might is beleefder dan may.
Can I help you with your bags?
Could I help you with your bags?

Slide 11 - Diapositive

  • What are you going to do? lesson 3: ex. 4 t/m 8
  • Why are you going to do it? improve 
  • How are you going to do it? individually or with teacher
  • Time it may take to finish it? 10-12 minutes
  • Who can help you? teacher
  • Finished? ---> study for upcoming test

Slide 12 - Diapositive