Oefen SO 12.1 en 12.2
1 / 27
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat eten planteneters?
A
Plantaardig voedsel
B
Dieren
C
Planten en dieren
Slide 4 - Quiz
Knipkiezen horen bij:
A
Alles eters
B
Planteneters
C
Vleeseters
Slide 5 - Quiz
Wat hoort niet bij planteneters?
A
Lang verteringsstelsel
B
Knipkiezen
C
Plooikiezen
Slide 6 - Quiz
Welke kiezen hebben planteneters?
A
Plooikiezen
B
Knipkiezen
C
Knobbelkiezen
Slide 7 - Quiz
Dieren zoals varkens zijn:
A
Planteneters
B
Vleeseters
C
Alleseters
Slide 8 - Quiz
Dieren zoals koeien zijn:
A
Planteneters
B
Vleeseters
C
Alleseters
Slide 9 - Quiz
Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding hiernaast zie je het verteringsstelsel van dier B.
Welke uitspraak is juist?
A
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is kort.
B
Dier B is een vleeseter, want zijn verteringsstelsel is lang.
C
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is kort.
D
Dier B is een planteneter, want zijn verteringsstelsel is lang.
Slide 11 - Quiz
Vleeseters hebben een kort verteringsstelsel omdat ... ?
A
Ze minder eten
B
Vlees makkelijk te verteren is
C
Ze hebben scherpe tanden
D
Vlees is moeilijk te verteren
Slide 12 - Quiz
planteneters
vleeseters
alleseters
planten
vlees
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen
planten en vlees
Slide 13 - Question de remorquage
Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht
Slide 14 - Question de remorquage
Water verdampt via
A
de stengel
B
huidmondjes
C
de bladeren
D
bloemen
Slide 15 - Quiz
Een plant neemt water op uit de bodem via...
A
Wortels
B
Huidmondjes
C
Bladeren
D
Wortelharen
Slide 16 - Quiz
Hoe heten de kleine openingen in een blad?
A
huidmondjes
B
bladblaasjes
C
nerven
D
bladcellen
Slide 17 - Quiz
Verbranding:
koolstofdioxide
water
energie
glucose
zuurstof
Slide 18 - Question de remorquage
Insecten ademen met behulp van
A
longen
B
kieuwen
C
tracheeën
Slide 19 - Quiz
Tracheeën zijn:
A
ademhalingsvaten
B
luchtbuizen
C
luchtvaten
D
gaten
Slide 20 - Quiz
in een vis wordt zuurstof vervoerd door
A
tracheeën
B
bloedvaten
C
hart en tracheeën
D
hart en bloedvaten
Slide 21 - Quiz
Openingen in het lijf van een insect heten:
A
Stigma's
B
Tracheeën
C
Pragmata
Slide 22 - Quiz
Hoe halen vissen adem?
A
met tracheeën
B
met longen
C
met kieuwen
D
ze halen geen adem
Slide 23 - Quiz
Onder deel A heet...
A
trachee
B
stigma
Slide 24 - Quiz
Onderdeel B heet...
A
trachee
B
stigma
Slide 25 - Quiz
Waar gaat het zuurstof bij de vis het bloed in?
A
Kieuwen
B
Kieuwplaatjes
C
Kieuwboog
D
Kieuwdeksel
Slide 26 - Quiz
Wat is de functie van het kieuwdeksel?
A
Zuurstof opnemen
B
De kieuwen beschermen
C
Ervoor zorgen dat de vis een gesloten systeem blijft
D
Deze is belangrijk voor de stroomlijn van de vis
