Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Hoofdstuk 2
1 / 38
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
38 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
H2.4 Schrijven en formuleren
Doel: Je kunt een onderhoudende tekst schrijven en daarbij je woordgebruik en toon aanpassen aan het publiek
Herhalen vorige les test jezelf H2.3
Theorie/uitleg verwijswoorden herhalen
Werkboek opdracht: 1 tm 4
Huiswerk Chromebook: 5 tm 7
Afsluiting
Slide 12 - Diapositive
H2.3 test jezelf
Slide 13 - Diapositive
Verwijswoorden
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Verwijswoorden
l
het-woorden
onzijdig
het, zijn
dat, dit
de-woorden
mannelijk
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk
zij, ze, haar
die, deze
meervoud
zij, ze, hun
die, deze
Slide 16 - Diapositive
die, dat of wat
dat
die
wat
- het-woorden
- de-woorden
iets onbepaalds (
Iets
wat ik niet begrijp)
- overtreffende trap (Wat is
het leukste
, wat je gedaan hebt?)
- hele zin (
Ik ga op een camping werken
, wat ik heel leuk vind)
Slide 17 - Diapositive
Je verwijst naar een hele zin.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 18 - Quiz
De open dag ... ik heb bezocht, was interessant.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 19 - Quiz
Bungeejumpen is het gaafste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 20 - Quiz
We hebben een vakantie geboekt, ... we heel leuk vinden.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 21 - Quiz
We hebben een vakantie geboekt. ... we heel leuk vinden.
A
dat
B
die
C
wat
Slide 22 - Quiz
die, dat of wat
waarmee, waaraan, waardoor
met wie, aan wie, door wie
- dingen
- personen
Slide 23 - Diapositive
Je verwijst naar een leuke klasgenoot.
A
waarmee
B
met wie
Slide 24 - Quiz
Morgen heb ik de toets ... ik goed heb geleerd.
A
waarvoor
B
voor wie
Slide 25 - Quiz
Dit is de vriend .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie
Slide 26 - Quiz
Dit is de auto .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie
Slide 27 - Quiz
Aan de slag met je opdrachten
Werkboek opdracht: 1 tm 4
Huiswerk Chromebook: 5 tm 7
afsluiting quiz
Slide 28 - Diapositive
Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 29 - Diapositive
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 30 - Quiz
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
...de tekst leuker te maken.
Slide 31 - Quiz
Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin
Slide 32 - Quiz
Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij
Slide 33 - Quiz
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 34 - Question de remorquage
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 35 - Question de remorquage
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 36 - Question de remorquage
Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin
Slide 37 - Quiz
Ik weet wat verwijswoorden zijn en kan ze herkennen in een tekst.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
3Basis Theorie examenbegrippen citeren en verwijswoorden
Avril 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
verwijswoorden
Novembre 2018
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
verwijswoorden basis/kader 3
Octobre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
verwijswoorden basis/kader 3
Octobre 2023
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
3Basis Theorie examenbegrippen citeren en verwijswoorden
Avril 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Informatie uit tekst halen + verwijswoorden (T12 L4, T13 L5)
il y a 25 jours
- Leçon avec
43 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
3Basis Theorie examenbegrippen citeren en verwijswoorden
Juin 2022
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
3Basis Theorie examenbegrippen citeren en verwijswoorden
Mai 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3