Herhaling brugklas deel 2

werkwoorden , bezittelijke voornaamwoorden, getallen tot 60
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

werkwoorden , bezittelijke voornaamwoorden, getallen tot 60

Slide 1 - Diapositive

Welke 2 onregelmatige werkwoorden ken je?

Slide 2 - Question ouverte

vertaal: hebben

Slide 3 - Question ouverte

wij hebben =?
A
vous avez
B
nous avons
C
ils ont
D
elles ont

Slide 4 - Quiz

Pierre heeft =?
A
Pierre ont
B
Pierre as
C
Pierre a
D
Pierre avez

Slide 5 - Quiz

Mes parents ont =?
A
mijn ouders heeft
B
mijn ouders zijn
C
mijn ouders gaan
D
mijn ouders hebben

Slide 6 - Quiz

werkwoord 'zijn'=?

Slide 7 - Question ouverte

Tekst
Suis
es
sont
sommes
est
êtes
bent
ben
is
zijn
zijn

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe zoek je de stam van werkwoorden op ER?

Slide 9 - Question ouverte

noem zoveel mogelijk werkwoorden op ER

Slide 10 - Question ouverte

ik kijk =
A
tu regardes
B
je regardez
C
je regarde
D
tu regarde

Slide 11 - Quiz

wij houden van =
A
vous aimez
B
nous aiment
C
vous aimons
D
nous aimons

Slide 12 - Quiz

zij werken =
A
ils travaillent
B
il travaille
C
on travaille
D
elle travaille

Slide 13 - Quiz

schrijf zoveel mogelijk mannelijke bezittelijke voornaamwoorden op

Slide 14 - Question ouverte

Wat zijn de vrouwelijke bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 15 - Question ouverte

welke meervouds bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 16 - Question ouverte

mijn kamer
A
mon chambre
B
ton chambre
C
ma chambre
D
ta chambre

Slide 17 - Quiz

jouw pennen
A
ton stylo
B
tes stylos
C
ta stylo
D
ses stylos

Slide 18 - Quiz

zijn oma
A
son grand-mère
B
ses grand-mère
C
ton grand-mère
D
sa grand-mère

Slide 19 - Quiz

je kent de getallen tot 30?
schrijf de 10-tallen:
10-20-30

Slide 20 - Question ouverte

je kent de tientallen tot 60?
schrijf het getal 40-50-60 op

Slide 21 - Question ouverte

Met welke twee woorden maak je een ontkenning?

Slide 22 - Question ouverte

maak ontkennend:
je suis à paris

Slide 23 - Question ouverte

Na een ontkenning verandert het lidwoord un-une en des in..?

Slide 24 - Question ouverte

maak ontkennend:
mes parents ont une maison

Slide 25 - Question ouverte

Wanneer blijft lidwoord
un-une-des wel staan ?

Slide 26 - Question ouverte

welke zin is goed?
A
je n'ai pas un frère
B
je n'ai pas de frère
C
je ne ai pas une frère
D
je ne ai pas un frère

Slide 27 - Quiz

welke zin is goed?
A
nous ne avons pas de devoir
B
nous n'avons pas un devoir
C
nous n'avons pas de devoir
D
nous ne avons pas un devoir

Slide 28 - Quiz

hebben jullie nog vragen over deze grammatica?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz