3.3 Woordformules

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom bij wiskunde!

Ga zitten en pak je spullen erbij.

Vandaag

• Huiswerk bespreken
  
• Woordformules -> instructie.
• Aan de slag!

Huiswerk

Controle! Leg je schrift open.

Zijn er nog vragen?

Leerdoel

Je kunt rekenen met woordformules.

Voorbeeld

Je kan een tekstje omzetten naar een woordformule:

Er zijn in Apeldoorn 3 keer zoveel fietsen als dat er inwoners zijn. Daarnaast liggen er ook standaard ook 100 fietsen in de sloot.

Dit kan je schrijven als de volgende woordformule:

Aantal fietsen = 100 + 3 * aantal inwoners

Een kaartje voor de film kost 5 euro per persoon. Er zijn 24 personen.
Wat zijn de totale kosten

1. kosten = kosten per kaartje + aantal kaartjes
2. kosten = kosten per kaartje - aantal kaartjes
3. kosten = kosten per kaartje * aantal kaartjes
4. kosten = kosten per kaartje : aantal kaartjes

Een kaartje voor de film kost 5 euro per persoon.
Wat zijn de totale kosten.

Kosten = kosten per kaartje * aantal kaartjes
Wat is de juiste letterformule

1. k = 5*a
2. k = a*5
3. k = 5*k
4. k = k*5

Een kaartje voor de film kost 5 euro per persoon. Er zijn 24 personen.
Wat zijn de totale kosten.

k = 5*a

1. kosten = 5 *24
2. kosten = 24 * 5
3. kosten = 5 * 5
4. kosten = 24 * 24

Let op!

Gebruik in een woordformule nooit twee keer dezelfde letter voor twee verschillende dingen

Een vakantiehuisje kost 59 euro per dag. De vaste schoonmaakkosten bedragen 45 euro. Ze huren het huisje voor 5 dagen.

Wat is de juiste woordformule?

1. kosten = kosten per dag * aantal dagen + schoonmaakkosten
2. kosten = schoonmaakkosten * aantal dagen + kosten per dag
3. kosten = kosten per dag + aantal dagen + schoonmaakkosten
4. kosten = schoonmaakkosten + aantal dagen * kosten per dag

Een vakantiehuisje kost 59 euro per dag. De vaste schoonmaakkosten bedragen 45 euro.

Kosten = kosten per dag * aantal dagen + schoonmaakkosten
Wat is de juiste letterformule

1. K=45*d+59
2. K=d*45+59
3. K=d*59+45
4. k = 59*d+45

Een vakantiehuisje kost 59 euro per dag. De vaste schoonmaakkosten bedragen 45 euro. Ze huren het huisje voor 5 dagen.

K = 59 * d + 45

1. Kosten=45*5+59
2. Kosten=5*45+59
3. Kosten=5*59+45
4. kosten = 59*5+45

Aantal rondjes	0	1	2	3	4	5
bedrag in €	10	14	18	22	26	30

+1

+1

+1

+1

+1

Welke regelmaat zie je bij het bedrag?

Er komt elke keer +4 bij.

Aantal rondjes	0	1	2	3	4	5
bedrag in €	10	14	18	22	26	30

bedrag = 10 + 4 x aantal rondjes.

bedrag = 4 + 10 x aantal rondjes.

Wat is de juiste som?

Woordformule

bedrag = 10 + 4 ∙ aantal rondjes is een woordformule.

• Een woordformule is een som met meer dan 1 uitkomst.
• Je stopt er elke keer een andere waarde in. Hier: aantal rondjes.
• Er zit regelmaat in de uitkomsten.

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Welk bedrag is het vaste bedrag?

1. 4
2. 0,50

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Wat is het bedrag per kaart?

1. 0,50
2. 4

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?

1. 40,50
2. 45,-
3. 9,50
4. 9,-

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?

4+0,50⋅10=

4+5=9

Aan de slag! (huiswerk)

Leren:

Theorie a op blz. 116

Maken:

opg. 34, 38, 39, 40 41 en L5

Klaar? Kijk je werk na.

Leerdoel behaald?

Je kunt rekenen met woordformules.

60

60

62

64

70

68

66

50

52

54

56

58

Welke stap wordt vaak vergeten bij het tekenen van een grafiek in een assenstelsel?

1. Het tekenen van een assenstelsel
2. Het tekenen van de lijn door de punten
3. Het zetten van namen bij de assen

Wat wordt er bedoelt met gelijke stapgrootte?

1. Gelijke stapgrootte is het aantal hokjes dat je gebruikt voor je assenstelsel
2. Gelijke stapgrootte betekend dat de getallen langs de assen telkens met dezelfde hoeveelheid groter worden, dus bijvoorbeeld +2
3. Gelijke stapgrootte betekend dat langs de assen er altijd stapjes van 1 worden gemaakt.