3.3 Woordformules

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij wiskunde!

Ga zitten en pak je spullen erbij.

Vandaag

• Huiswerk na kijken 
• Terugblikken.
• 3.3 Woordformules
• Aan de slag!

Terugblikken

Bij een globale grafiek staan geen cijfers! 

Toch kun je er iets over zeggen.

Leerdoel van vandaag

Je kunt rekenen met woordformules.

Woordformules

a. Wat betaal je minimaal? 

     € 5,-

b. Hoeveel betaal je per kilomter? 

    € 5,-

c. Hoeveel betaal je voor 10 km?

    

€ 5,00

a

€ 2,00

b

€ 25,00

c

10⋅2+5=25

Woordformule

In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. Ofwel een regel in woorden met wiskundige symbolen opgeschreven.

Bijvoorbeeld:   huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren

Let op je uitwerking en de notatie!

Een formule heeft 

twee onbekenden.

Begingetal en stijggetal

Bedrag in € = 10 + 2 x aantal weken

Begingetal/

vast getal

Stijggetal

Woordformule

bedrag = 5 + 2 ∙ aantal km is een woordformule.

• Een woordformule is een som met meer dan 1 uitkomst.
• Je stopt er elke keer een andere waarde in. Hier: aantal km.
• Je krijgt ook elke keer een andere uitkomst.

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Welk bedrag is het vaste bedrag?

1. 4
2. 0,50

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Wat is het bedrag per kaart?

1. 0,50
2. 4

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?

1. 40,50
2. 45,-
3. 9,50
4. 9,-

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?

4+0,50⋅10=

4+5=9

Aan de slag!

Maken:

opg. 34, 36, 37, 38

Dit is huiswerk voor vrijdag 10 november