Klas 2 Werkplek blauw les 1 en 2

• Zorg en Welzijn
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Les 1 en 2 

Wassen, drogen & strijken

Vorig schooljaar heb je geleerd hoe de wasmachine en droger werken. Wat weet je er nog van?

Vorig schooljaar heb je ook geleerd hoe je moest strijken? Wat weet je er nog van?

Doelen

- Ik herhaal de symbolen van wassen, drogen en strijken. 

- Ik oefen met was sorteren. 

- Ik oefen met hoe de wasmachine werkt. 

- Ik oefen met hoe de droger werkt. 

- Ik oefen met strijken. 

Aan de rechterkant zie je verschillende symbolen die je gebruikt bij het wassen, drogen en strijken. 

Op de volgende slides ga je een quiz maken. Wat betekenen de symbolen?

1. Normaal wassen op 60 graden
2. Voorzichtig wassen op 60 graden
3. Normaal wassen op 30 graden
4. Drogen op 60 graden

1. Drogen op 60 graden
2. Mild wassen op 60 graden
3. Voorzichtig wassen op 60 graden
4. Wasmachine half vullen

1. Met de hand sorteren
2. Handwas
3. Wassen op 30 graden
4. Met handwarm water

1. Strijken
2. Strijken op de tweede stand
3. Strijken op de middelste stand
4. Niet strijken

1. Drogen in het midden
2. Niet drogen
3. Wasdroger lage stand
4. Drogen

1. Niet in de wasdroger
2. Niet in de wasmachine
3. Opvouwen
4. Niet opvouwen

Praktijkopdracht

1. Pak de volgende werkkaart

2. Lees de kaart eerst helemaal door. 

3. Vraag aan de docent een stapel met was. 

4. Ga de was sorteren. 

5. Laat de docent je stapel was controleren. 

Werkportfolio

Mijn was 1: Kaart 1

Hoe ging het was sorteren? Welke tips of tops kreeg je van de docent?

Praktijkopdracht

1. Pak de volgende werkkaarten

2. Lees de kaarten eerst helemaal door. 

3. Vraag aan de docent welke was er gewassen mag worden. 

4. Doe de was in de wasmachine en stel de wasmachine helemaal in. 

5. Laat de docent de wasmachine controleren voordat je deze aan zet.

Werkportfolio

Mijn was 1: Kaart 4, 5 en 6

Hoe ging de wasmachine instellen en aanzetten? Welke tips of tops kreeg je van de docent?

Praktijkopdracht

1. Pak de volgende werkkaarten

2. Lees de werkkaarten goed door. 

3. Wanneer de was is gewassen moet deze ook nog drogen. Niet alle kledingstukken mogen in de droger. Kijk op de labeltjes van de wasgoed. Gebruik de wasdroger en het droogrek. 

4. Laat de docent je opdracht controleren. 

Werkportfolio

Mijn was: kaart 10 en 11

Hoe ging het sorteren in was voor in de wasdroger of aan het droogrek?

Praktijkopdracht

1. Pak de volgende werkkaart

2. Lees de kaart goed door. 

3. Vraag aan je docent welke was je mag sorteren op vouw- en strijkgoed. 

4. Voer de opdracht uit en laat de docent je controleren. 

Werkportfolio

Mijn was: kaart 12

Hoe ging het sorteren van de vouw- en strijkwas?

Praktijkopdracht

1. Je hebt net was gesorteerd in vouw- en strijkwas. Je gaat eerst de was opvouwen die niet gestreken hoeft te worden. Je gebruikt hiervoor de volgende werkkaarten:

2. Vouw de was op met behulp van de kaarten. 

3. Laat de docent controleren of je de was goed hebt opgevouwen. 

4. Ruim de was op in de kasten. 

Werkportfolio

Mijn was 1: kaart 13 t/m 20

Hoe ging het was opvouwen? Welke tops of tips kreeg je van de docent?

Praktijkopdracht

1. Je hebt nog een stapel met strijkwas liggen. Je pakt eerst de volgende werkkaarten.

2. Lees kaart 21 + 22 door en zet de strijkplank neer. 

3. Pak per stuk was de juiste kaart en strijk het op de juiste manier. 

Werkportfolio

Mijn was 2: kaart 21 + 22

Mijn was 2: kaart 28 t/m 41

4. Als je klaar bent met de stapel was strijken pak je een overhemd en de volgende werkkaart: 

5. Lees de werkkaarten goed door en ga de overhemd strijken.

6. Laat al je strijkwerk controleren door de docent. 

Werkportfolio

Mijn was 3: kaart 48 + 49

Hoe ging het strijken? Welk kledingstuk was het makkelijkst en welke het moeilijkst?

Wat ging er goed deze les?

Wat ging er minder goed en zou je de volgende keer anders doen?

1. Extra praktijkopdracht

1. Kijk in de bakken van Werkportfolio Mijn was 1 en 2. Kijk de kaarten door en pak de kaarten die je nog niet hebt gebruik in jaar 1 en 2. 

2. Lees alle kaarten door. Kies een werkkaart om uit te voeren. 

3. Ben je klaar met het uitvoeren van een kaart kies je een volgende kaart om te doen. 

Welke kaart of kaarten heb je gekozen? Hoe ging de opdracht?