Oefentoets PW U3

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Vendredi 03 février
Je beheerst Unité 3, Apprendre 1 tot en met Apprendre 10.

PW U3 : lundi 06 février

Slide 2 - Diapositive

Exercice 1 du (de + le = du !) test
Onderdeel A: Vertaal in het Nederlands
10 punten

Slide 3 - Diapositive

Exercice 2 du test
Onderdeel B: Vertaal in het Frans
15 punten

Slide 4 - Diapositive

Exercice 3 du test
Onderdeel C: Vertaal in het Frans
10 punten (1 zin = 2 punten, behalve een langere zin op 4 punten!)

Slide 5 - Diapositive

Exercice 4 du test
Onderdeel D: Vul de zinnen aan met de juiste vervoeging van écrire, décrire en s’inscrire. Let op de tijden!
présent : tu écris
passé composé : tu as écrit
futur : tu écriras
imparfait : tu écrivais
futur du passé/ conditionnel : tu écrirais





Slide 6 - Diapositive

Wat je moet weten
1/ De betekenis:
écrire = schrijven
décrire = beschrijven
s’inscrire = zich inschrijven

Slide 7 - Diapositive

Le verbe écrire (schrijven)
Présent                     PC                                Imparfait                       Futur
J'écris                      J'ai écrit                      J'écrivais                       J'écrirai
Tu écris                    Tu as écrit                 Tu écrivais                    Tu écriras
Il écrit                        Il a écrit                      Il écrivait                       Il écrira
Nous écrivons       Nous avons écrit       Ns écrivions            Ns écrirons
Vous écrivez          Vous avez écrit           Vs écriviez                Vs écrirez
Ils écrivent              Ils ont écrit               Ils écrivaient                Ils écriront

Slide 8 - Diapositive

futur 
(ik zal schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van "avoir"
ai,as,a,ons,ez,ont

J'écrirai
tu écriras
il/elle/on écrira
...

Futur du Passé 
(ik zou schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van imparfait
ais,ais,ait,ions,iez,aient

J'écrirais
tu écrirais
il/elle/écrirait
...




Slide 9 - Diapositive

Le verbe "écrire" (schrijven)
Het werkwoord écrire is onregelmatig en voldoet dus niet aan een vaste regel. Leer hem dus uit je hoofd!
Vwo: De werkwoorden décrire (omschrijven) en s'inscrire ( zich inschrijven) vervoegen zich op dezelfde manier.

Slide 10 - Diapositive

Le verbe "s'inscrire" (zich inschrijven)
zich inschrijven = c'est un "wederkerende werkwoord" !
Je m'inscris
tu t'inscris
il/ elle/on s'inscrit 
nous nous inscrivons
vous vous inscrivez
ils/ elles s'inscrivent

Slide 11 - Diapositive

Jullie hebben geschreven (passé composé)

Slide 12 - Question ouverte

Jij beschreef (imparfait)

Slide 13 - Question ouverte

Exercice 5 du test
Onderdeel E: Vervang de vetgedrukte woorden door een persoonlijk voornaamwoord en zet deze op de juiste plaats in de zin. De andere plek(ken) blijft/blijven dus leeg…

Slide 14 - Diapositive

Wat je moet weten
Je donne le stylo à Hashir
Je lui donne le stylo

Je donne le stylo à Hashir et Seyyid
Je leur donne le stylo

Slide 15 - Diapositive

Wat je moet weten
Je donne le stylo à Hashir
Je le donne à Hashir

Je donne les stylos à Hashir
Je les donne à Hashir

Je donne la gomme à Hashir
Je la donne à Hashir

Slide 16 - Diapositive

Wat je moet weten
Attention !
  • In het geval van onderwerp + persoonsvorm + infinitief =
persoonlijk voornaamwoord gaat tussen de persoonsvorm en de infinitief :
Je veux parler à Hashir
Je veux lui parler
  • In het geval van passé composé = pouf pouf apostrophe !
J'ai donné le stylo.
Je l'ai donné ("le" word "l' "met de klinkerbotsing).

Slide 17 - Diapositive

Exercice 6 du test
Onderdeel F: Vul de zinnen aan met de juiste vervoeging van voir (zien).
présent
passé composé
futur


Slide 18 - Diapositive

Voir (zien) au présent
je
vois
ik zie
tu 
vois
jij ziet
il/elle/on 
voit
hij/zij/men ziet 
nous
voyons
wij zien
vous 
voyez
jullie zien/ u ziet 
ils/elles 
voient 
zij zien

Slide 19 - Diapositive

Passé composé du verbe voir
j'
ai
vu
tu
as
vu
il / elle/ on
a
vu
nous
avons
vu
vous 
avez
vu
ils / elles 
ont
vu
ik
heb
gezien
jij
hebt
gezien
hij / zij / men
heeft
gezien
wij
hebben
gezien
jullie / u
hebben
gezien
zij
hebben
gezien

Slide 20 - Diapositive

"voir" au futur (toekomende tijd)

Slide 21 - Diapositive

Exercice 7 du test
Onderdeel F: Vul de zinnen aan met de juiste vervoeging van prendre (nemen/pakken).
présent
passé composé
futur du passé


Slide 22 - Diapositive

prendre

Slide 23 - Diapositive

au futur du passé / conditionnel
- de laatste e valt weg.
                                         prendre   
- de uitgang is dezelfde als bij de imparfait                     
                                          je prendrais            nous prendrions
                                         tu prendrais            vous prendriez
                                        il prendrait               ils prendraient
 

Slide 24 - Diapositive

Exercice 8 du test
Onderdeel H : In het volgende tekstje zijn alle werkwoorden onderstreept. Kies de vier werkwoorden in het tekstje die in de gebiedende wijs staan en noteer ze

Slide 25 - Diapositive

Wat moet je weten ?
De gebiedende wijs  = l'impératif

Geen onderwerp daarvoor. Direct het werkwoord !

Luister! Ecoute !
Maak jouw huiswerk klaar! Finis tes devoirs !


Slide 26 - Diapositive

de gebiedende wijs

Slide 27 - Diapositive

Gebiedende wijs
Je gebruikt de gebiedende wijs om iemand een bevel te geven of om te zeggen wat hij moet doen. De gebiedende wijs heeft drie vormen:
je richt je tot 1 persoon de je met 'jij' aanspreekt
Louise, attends !
Gebruik de je-vorm van de présent zonder je.
je richt je tot jezelf en tot andere personen
Restons ensemble !
Gebruik de nous-vorm van de présent, zonder nous.
je richt je tot meer personen of tot een 'u'
Choisissez la route !
Gebruik de vous-vorm van de présent, zonder vous

Slide 28 - Diapositive