TA7 4.1.4 bepaling van tijd en plaats

doel:
Ik leer wat een bepaling van tijd en een bepaling van plaats is.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

doel:
Ik leer wat een bepaling van tijd en een bepaling van plaats is.

Slide 1 - Diapositive

Hoe kan je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 2 - Carte mentale

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
Wie of wat + lijdend voorwerp
B
Wie of wat + gezegde

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Andy heeft een zandkasteel gebouwd.

Slide 5 - Question ouverte

Bepaling van tijd
Een bepaling van tijd in een zin geeft aan wanneer iets gebeurt.
De bepaling van tijd vind je door te vragen:
wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Bilal speelde gisteren in de tuin.
Welke vraag kunnen we stellen om de bepaling van tijd te weten?

Slide 6 - Diapositive

voorbeelden
BEPALING VAN TIJD
Vandaag vieren we feest.
Mijn tante uit Duitsland komt morgen aan.
Volgende week gaan we op vakantie.
Maandag ga ik naar zwemles.

Slide 7 - Diapositive

Bepaling van plaats
Een bepaling van plaats in een zin geeft aan waar iets gebeurt.
De bepaling van plaats vind je door te vragen:
waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Maud speelde gisteren in de tuin.
Welke vraag kunnen we stellen om de bepaling van plaats te weten?

Slide 8 - Diapositive

Waar moet je op letten?
Niet alle zinnen hebben een bepaling van plaats of een bepaling van tijd. 

Alleen de zinsdelen die antwoord geven op de vragen waar en wanneer zijn een bepaling van plaats en een bepaling van tijd.

Slide 9 - Diapositive

Bepaling van tijd & bepaling van plaats.
Jan heeft hard gelopen op het schoolplein.

Gisteren heeft Jan hard gelopen. 

Gisteren heeft Jan hard gelopen op het schoolplein.
bepaling van plaats
het geeft antwoord op de vraag:  waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Bepaling van tijd
Geeft antwoord op de vraag:  wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Slide 10 - Diapositive

Wat is in deze zin de bepaling van plaats?
Wij hebben gisteren een insectenhotel in de tuin gezet.
A
in de tuin
B
een insectenhotel
C
gisteren
D
hebben gezet

Slide 11 - Quiz

Wat is in deze zin de bepaling van tijd?
Wij hebben donderdagmiddag gymles.
A
gymles
B
donderdagmiddag
C
Wij hebben
D
donderdag

Slide 12 - Quiz

Wat is de bepaling van plaats in deze zin?

De lift staat op de vierde verdieping.
A
De lift
B
staat
C
op de vierde verdieping

Slide 13 - Quiz

Wat is de bepaling van plaats in deze zin?

Onder de bank ligt de voetbal.
A
Onder
B
de bank
C
ligt
D
Onder de bank

Slide 14 - Quiz

Wat is de bepaling van tijd in deze zin?

Volgende week gaan we op vakantie.
A
Volgende
B
Volgende week
C
gaan
D
op vakantie

Slide 15 - Quiz

In deze zin vind je een bepaling van....

Vandaag vieren we feest.
A
plaats
B
tijd
C
plaats en tijd

Slide 16 - Quiz

Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Er valt
weinig
regen
in Marokko
tijdens de zomer
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd

Slide 17 - Question de remorquage

Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Gisteren
heeft
Vigo
de knikkers
in de pot
verstopt
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd

Slide 18 - Question de remorquage